De politieke theorie van de scheiding der machten vereist dat wetgevers onafhankelijke personen zijn van de leden van de uitvoerende en de rechterlijke macht. Sommige politieke stelsels houden zich aan dit beginsel, andere niet. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld bestaat de uitvoerende macht bijna uitsluitend uit wetgevers (leden van het parlement), maar is de rechterlijke macht grotendeels onafhankelijk (tot de hervormingen in 2005 was de Lord Chancellor zowel wetgever als lid van de uitvoerende macht – het kabinet – en rechter, terwijl de Lords of Appeal in Ordinary tot 2009 zowel rechter als wetgever waren als lid van het House of Lords, hoewel zij volgens de conventie pas na hun pensionering in het House stemrecht hadden).
In de continentale Europese jurisprudentie en juridische discussie is “de wetgever” (le législateur) de abstracte entiteit die de wetten heeft voortgebracht. Wanneer er ruimte is voor interpretatie, wordt de bedoeling van de wetgever in twijfel getrokken, en wordt de rechter ertoe gebracht uitspraak te doen in de richting die hij het meest geschikt acht voor de bedoeling van de wetgever, wat moeilijk kan zijn in het geval van tegenstrijdige wetten of grondwettelijke bepalingen. Uit een onderzoek onder 35 advocaten blijkt dat meer dan de helft van de wetgevers een belangenconflict kan hebben over wetgevingszaken en de belangen van de firma’s die zij vertegenwoordigen.