Wat is het nieuws: Enkele dagen geleden verscheen een smakelijk weetje in de wetenschappelijke blogosfeer: in een artikel in het tijdschrift van de American Chemical Society meldden wetenschappers dat zij met succes gelatine hadden geproduceerd uit menselijke eiwitten. Begrijpelijkerwijs was het oordeel van het publiek: “Groooooosss!” De details van het experiment werden plichtsgetrouw gerapporteerd – het menselijke gen voor collageen, het eiwit in huid en botten waaruit gelatine bestaat, werd ingebracht in een gist, die het vervolgens aanzwengelde, samen met de hulp van bepaalde enzymen – maar het doel werd soms verdoezeld ten gunste van gigantische beelden van een sidderend toetje. Zoals die hierboven. Yum. Dus waarom menselijke genen gebruiken om gelatine te maken? Wetenschappers zijn niet echt op een missie om (a) ons te laten walgen, of (b) ons in kannibalen te veranderen. Gelatine, kort samengevat, wordt meestal gemaakt door botten, huid en bindweefsel van dieren als koeien en varkens te koken en chemisch te verwerken tot collageen, een lange molecule die, wanneer verder afgebroken door hitte en gemengd met water, bij kamertemperatuur in een gel verandert. Dit is de oorsprong van je koddige dessert (mijn excuses als ik je zojuist vegetariër heb gemaakt, of in ieder geval niet-gelatariër). Helaas levert dit proces stukjes collageen van verschillende lengte op, en dat kan van invloed zijn op de gelbaarheid van een product. Fabrikanten zouden veel liever collageen van gestandaardiseerde lengte zien, met een betrouwbaarder gedrag. Sinds de gekkekoeienziekte de kop op stak, vragen regelgevende instanties zich bovendien af of gelatine, gemaakt van stukjes van heel veel dieren die met elkaar vermengd zijn, een dergelijke ziekte zou kunnen overbrengen (over het algemeen denken ze dat dit geen probleem is, maar het was een huiveringwekkende gedachte). Ook blijkt dat sommige mensen immuunreacties kunnen hebben op de dierlijke eiwitten in gelatine, en aangezien gelatine allerlei medische toepassingen kent, onder meer in vaccins en pillencapsules, is het vermijden daarvan van groot belang. Dit alles tezamen brengt ons tot het onderzoeksdoel om, ten eerste, collageen te maken in gist, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij ziekten aan ons doorgeven, en, ten tweede, menselijke genen te gebruiken om dit te doen, om eventuele immuunreacties te vermijden, alsmede om voordeel te halen uit het feit dat het op deze manier geproduceerde menselijke collageen een uniforme lengte heeft. Bada bing, bada boom. Menselijke gelatine heeft dus waarschijnlijk een marktsegment in medische producten, waar deze kwaliteiten het belangrijkst zijn. Vanwege de “viespeuk”-factor lijkt het op het eerste gezicht onwaarschijnlijk dat het de dierlijke versie in de groothandel voor desserts zou vervangen, maar wie weet: in de schappen van de kruidenierswinkel liggen al veel producten waarvan de fabricage bij nader inzien voor de consument onsmakelijk lijkt. Zoals, bijvoorbeeld, gelatine.
Image credit: Steven Depolo / flickr