Een schandaal dat Frankrijk op zijn grondvesten deed schudden aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw. De Dreyfus-affaire had betrekking op een Joodse artilleriekapitein in het Franse leger, Alfred Dreyfus (1859-1935), die valselijk werd veroordeeld wegens het doorgeven van militaire geheimen aan de Duitsers. In 1894, nadat een Franse spion op de Duitse ambassade in Parijs een verscheurde brief in een prullenmand had ontdekt met een handschrift dat op dat van Dreyfus zou lijken, kwam hij voor de krijgsraad, werd schuldig bevonden aan verraad en veroordeeld tot levenslang achter de tralies op Duivelseiland bij Frans Guyana. Tijdens een openbare ceremonie in Parijs na zijn veroordeling, werden de insignes van Dreyfus van zijn uniform gescheurd en zijn zwaard gebroken en werd hij voor een menigte getoond die riep: “Dood aan Judas, dood aan de Jood.”
In 1896 ontdekte het nieuwe hoofd van de inlichtingendienst van het leger, Georges Picquart, bewijzen die wezen naar een andere Franse militaire officier, Majoor Ferdinand Walsin Esterhazy, als de echte verrader. Toen Picquart zijn bazen echter vertelde wat hij had ontdekt, werd hij ontmoedigd zijn onderzoek voort te zetten, overgeplaatst naar Noord-Afrika en later gevangen gezet. Niettemin begon het gerucht over Esterhazy’s mogelijke schuld de ronde te doen. In 1898 kwam hij voor de krijgsraad, maar werd al snel onschuldig bevonden; later ontvluchtte hij het land. Na Esterhazy’s vrijspraak publiceerde een Franse krant een open brief getiteld “J’Accuse…!” van de bekende schrijver Emile Zola, waarin hij Dreyfus verdedigde en het leger beschuldigde van een grote doofpotaffaire in de zaak. Als gevolg hiervan werd Zola veroordeeld wegens smaad, hoewel hij naar Engeland ontsnapte en er later in slaagde naar Frankrijk terug te keren.
De Dreyfus-affaire heeft Frankrijk diep verdeeld, niet alleen over het lot van de man in het centrum ervan, maar ook over een reeks van onderwerpen, waaronder politiek, religie en nationale identiteit. In 1899 werd Dreyfus voor de tweede maal voor de krijgsraad gedaagd en schuldig bevonden. Hoewel hij dagen later gratie kreeg van de Franse president, duurde het nog tot 1906 voordat Dreyfus officieel werd vrijgesproken en weer in het leger werd opgenomen.