“Wat is de Leviathan die genoemd wordt in Job, hoofdstuk 41?”
In dit gedeelte van het boek Job staat een verslag van Gods ondervraging van de aartsvader van Uz. Job had Jehovah bekritiseerd en beweerd dat de Heer hem onrecht had aangedaan (hij had inderdaad veel geleden). De Heer ondervroeg de oude wijze krachtig in een poging hem aan te tonen hoe weinig de “wijze man” wist over de verrichtingen van de Hemel op aarde.
Het punt dat werd gemaakt was het volgende: “Job, omdat je zo weinig weet over de omgeving van deze planeet, ben je nauwelijks gekwalificeerd om een oordeel te vellen over Hem die het hele heelal heeft gemaakt, samen met zijn wonderbaarlijke en verbijsterende schepselen.”
In verband met de wonderbaarlijkheden van de geschapen wereld wordt in hoofdstuk 40, verzen 15 e.v., melding gemaakt van een enorm landwezen (Behemoth). Daarna, in hoofdstuk 41, wordt een angstaanjagend zeewezen geïntroduceerd; het wordt “leviathan” genoemd.”
De precieze identificatie van “leviathan” is in duisternis gehuld. Het was duidelijk een soort waterwezen uit de antieke wereld. Sommige schrijvers hebben gesuggereerd dat het een walvis was, of misschien een grote dolfijn – hoewel deze dieren niet lijken te passen in de beschrijving die in de tekst wordt gegeven.
De kanttekeningen in sommige Bijbelversies (ASV, RSV) speculeren dat het schepsel een krokodil was – misschien een enorme variëteit van lang geleden, toen de schepselen op aarde aanzienlijk groter waren dan ze nu zijn. Voor een bespreking van deze historische realiteit, raadpleeg ons boek, “De Bijbel en de Wetenschap”, Hoofdstuk 5. Zie ook ons “Feature” artikel, “”Lessen uit de La Brea Tar Pits”.”
Sommigen, die niet geïntimideerd zijn door evolutionaire vooronderstellingen, durven te suggereren dat de leviathan een soort oude dinosaurus kan zijn geweest – nu uitgestorven (zie Duane Gish, Dinosaurs – Those Terrible Lizards, San Diego: Creation-Life Publishers, 1977, blz. 30, 51-54). Natuurlijk beweren evolutionisten (en zij die in hun ban zijn) dat de dinosauriërs uitstierven zo’n 65 miljoen jaar voordat de mens op aarde kwam; dus, zeggen zij, moet deze mogelijkheid worden verworpen als onwaardig om in overweging te nemen.
Veel uitleggers zijn geneigd om de Leviathan te identificeren als een strikt “mythologische” entiteit. In sommige oudtestamentische contexten kan het schepsel symbool staan voor anti-God krachten (vgl. Ps. 74:14; Jes. 27:1). Over deze laatste passage heeft Prof. Howard Vos opgemerkt:
“De OT profeet verwees naar poëtische beelden die zijn volk kende, net zoals christelijke schrijvers toespelingen maken op de Grieks-Romeinse mythologie zonder het geloof in de heidense godheden aan te moedigen” (Wycliffe Bible Dictionary, Peabody, MA, 1998, p. 1028).
Zulk een gebruik is niet over te brengen naar Job 41. De beschrijving in dit gedeelte van de Schrift lijkt de Leviathan zeker te behandelen als een echt zee-“monster”, waarmee de ouden heel vertrouwd waren. Keer op keer wordt erop gewezen dat niemand in staat is geweest dit schepsel te beheersen.
En dus, zoals hierboven gesuggereerd, is de belangrijkste les deze: omdat de mens dit schepsel – voortgekomen uit de hand van de Maker – niet kan beheersen, is de nietige mensheid (Job in het bijzonder) niet in een positie om te oordelen over Gods activiteit ten opzichte van de bewoners van de aarde. Veel mensen moeten deze les vandaag de dag wanhopig leren!
Voor een meer volledige bespreking van de kenmerken van de Leviathan, zie ons werk, {glossSub (“Courier Publications”, “The Book of Job – Analyzed and Applied”)}.