Deze verwarrende termen hebben te maken met het in- en verkopen van optieorders. Als een belegger een optie koopt, koopt hij het recht om de onderliggende waarde te kopen of te verkopen tegen een bepaalde prijs op een bepaalde datum. Het recht om te kopen is een call-optie; het recht om te verkopen is een put-optie. Als de belegger een call of een put schrijft, verkoopt hij het recht om de onderliggende waarde te kopen of te verkopen tegen een premie. Om een put of een call te kopen, moet de belegger een “koop om te openen”-order ingeven. Om een put of een call te schrijven, moet ze een “sell to open” order ingeven.Om een order te verlaten, moet ze de positie sluiten. Als de belegger een optie heeft gekocht, moet hij een “sell to close”-order gebruiken. Als de belegger een optie heeft geschreven, moet hij het “buy to close” order gebruiken om de positie te sluiten. Samengevat kan de belegger die een short positie aanhoudt, verkopen om te openen om een contract te sluiten, of kopen om te sluiten om een positie te verlaten. Als ze een long positie heeft, kan ze kopen om te openen om een positie in te nemen, of verkopen om te sluiten om een positie te verlaten.