Zowel aanvriezende regen als ijzel ontstaan door hetzelfde algemene proces: vloeibare regendruppels in een laag warme lucht ver boven het oppervlak vallen in een laag ijskoude lucht die de grond omarmt. Het verschil tussen deze twee winterse neerslagsoorten hangt af van de dikte van de vrieslaag.
Vriezende regen ontstaat wanneer de vrieslaag zo dun is dat de regendruppels niet genoeg tijd hebben om te bevriezen voordat ze de grond bereiken. In plaats daarvan bevriest het water bij contact met het oppervlak, waardoor een laagje ijs ontstaat op alles waarmee de regendruppels in aanraking komen.
Vriesregen is gewoon bevroren regendruppel en ontstaat wanneer de laag bevroren lucht langs het oppervlak dikker is. Hierdoor bevriezen de regendruppels voordat ze de grond bereiken.
Beide soorten winterse neerslag zijn gevaarlijk voor reizigers. Bij beide soorten kan het ijs gladde plekken op de wegen veroorzaken, waardoor automobilisten zonder waarschuwing de controle over hun auto kunnen verliezen. Bruggen, viaducten en verhoogde wegen zijn extra gevoelig voor ijsvorming omdat ze aan alle kanten door de koude lucht omgeven zijn en sneller bevriezen.
Daarnaast kan ijs als gevolg van aanvriezende regen snel gewicht toevoegen aan boomtakken en hoogspanningskabels, waardoor deze afbreken of breken. Behalve dat omgevallen takken schade kunnen veroorzaken aan alles waar ze op terechtkomen, kunnen ook stroomstoringen optreden.
Ophoping van ijs door ijzel bedekt het oppervlak van voorwerpen niet gelijkmatig. De zwaartekracht zorgt er meestal voor dat het regenwater naar de onderkant van een object loopt voordat het bevriest. Wind kan hetzelfde effect hebben. In beide gevallen is het resultaat een dikkere laag ijs aan de ene kant van het voorwerp dan aan de andere kant.
U kunt de dikte van het ijs nauwkeurig schatten met de onderstaande methode. Je hebt een liniaal nodig en eventueel een stuk papier en potlood.
1. Zoek een met ijs bedekt voorwerp dat in de open lucht ligt. Een kleine boomtak midden in de tuin of een waslijn is meestal het gemakkelijkst te hanteren.
2. Ga naar een positie waar je zowel het dikste als het dunste gedeelte van het ijs dat het voorwerp bedekt, van de ene kant naar de andere kant kunt zien.
3. Meet met de liniaal het dikste gedeelte van het ijs, vanaf de rand van het voorwerp tot aan de rand van het ijs. Noteer die waarde op je papier.
4. Meet op dezelfde manier het dunste gedeelte van het ijs, vanaf de rand van het voorwerp tot aan de rand van het ijs. Noteer die waarde op je papier.
5. Tel de twee waarden bij elkaar op en deel dan door twee. De resulterende waarde is je ijsaccumulatie.
Sneeuwvloei wordt ongeveer op dezelfde manier gemeten als sneeuwhoogte. Je hebt een liniaal nodig, en eventueel een stuk papier en een pen.
1. Zoek een stevige, vlakke en open ondergrond. Vermijd het meten van de diepte van ijzel onder bomen of direct naast gebouwen.
2. Schuif de liniaal direct naar beneden in de ijzel totdat deze de grond bereikt.
3. Lees de waarde op de liniaal af tot op een tiende van een inch, indien mogelijk.
4. Noteer deze waarde op uw stukje papier.