Vesta, in de Romeinse religie, godin van de haard, geïdentificeerd met de Griekse Hestia. Door het gebrek aan een gemakkelijke vuurbron in de vroege Romeinse gemeenschap werd een bijzondere waarde gehecht aan het altijd brandende haardvuur, zowel in het openbaar als privé onderhouden; zo was Vesta vanaf de vroegste tijden verzekerd van een prominente plaats in zowel de familie- als de staatsverering. Haar verering werd in elk huishouden samen met die van de Penaten en de Lares in acht genomen, en haar beeltenis was soms in het huisaltaar te vinden.
De staatsverering van Vesta was veel uitgebreider. Haar heiligdom was van oudsher een cirkelvormig gebouw, in navolging van de vroeg-Italiaanse ronde hut en symbolisch voor de openbare haard. De tempel van Vesta op het Forum Romanum was zeer oud en onderging vele restauraties en verbouwingen, zowel in republikeinse als in keizerlijke tijden. Daar brandde het eeuwige vuur van de openbare haard, bijgewoond door de Vestaalse Maagden. Dit vuur werd jaarlijks op 1 maart (oorspronkelijk het Romeinse nieuwjaar) officieel gedoofd en vernieuwd, en het doven ervan op enig ander tijdstip, al dan niet per ongeluk, werd beschouwd als een voorbode van rampspoed voor Rome. Het binnenste heiligdom van de tempel was niet toegankelijk voor het publiek; eenmaal per jaar, op de Vestalia (7-15 juni), werd het echter opengesteld voor matrones die het blootsvoets bezochten.
De dagen van het festival waren ongeluksdagen. Op de laatste dag vond het ceremoniële uitvegen van het gebouw plaats, en de periode van onheil eindigde pas toen het afval officieel werd opgeruimd door het op een bepaalde plaats langs de Clivus Capitolinus te leggen of in de Tiber te gooien.
Naast het heiligdom zelf en tussen het heiligdom en de Velia stond het prachtige Atrium Vestae. Deze naam werd oorspronkelijk gegeven aan het hele heilige gebied dat de tempel van Vesta, een heilig bos, de Regia (hoofdkwartier van de pontifex maximus, of opperpriester), en het huis van de Vestaalsen omvatte, maar gewoonlijk duidde het de woning of het paleis van de Vestaalsen aan.
Vesta wordt afgebeeld als een volledig gedrapeerde vrouw, soms vergezeld van haar lievelingsdier, een ezel. Als godin van het haardvuur was Vesta de beschermgodin van de bakkers, vandaar haar verband met de ezel, die gewoonlijk werd gebruikt voor het draaien van de molensteen, en haar associatie met Fornax, de geest van de oven van de bakker. Zij is ook verbonden met de primitieve vuurgodheden Cacus en Caca.