Misoprostol is een effectief middel voor baarmoederhalsrijping en inductie van de bevalling. Het gebruik van oxytocine was significant lager bij patiënten die werden behandeld met misoprostol dan met dinoproston. In gerapporteerde studies is misoprostol gebruikt voor de inductie van meer dan 1000 vrouwen en het veiligheidsprofiel is vergelijkbaar met dat van endocervicaal en vaginaal dinoproston. In eerdere onderzoeken was hyperstimulatie van de baarmoeder een punt van zorg, maar bij een verlaagde dosis van 25 microgram is de incidentie gedaald tot een niveau dat vergelijkbaar is met de waarden die voor dinoprostone zijn gemeld. Misoprostoltabletten zijn stabiel bij kamertemperatuur en zijn aanzienlijk goedkoper dan de dinoprostone-alternatieven. Er moet rekening worden gehouden met twee bijkomende factoren met betrekking tot de toediening van misoprostol voordat het geneesmiddel wordt geselecteerd voor vaginaal gebruik. Ten eerste zijn Cytotec-tabletten momenteel verkrijgbaar in twee sterktes, 100 en 200 microgram. Dit kan tot verwarring of vergissingen leiden als de clinicus een kwart of een halve tablet bestelt. Op de bestelling moet altijd de sterkte in microgram (25 of 50 microgram) worden vermeld. Ten tweede is de tablet van 100 microgram niet gescoord; daarom moet de juiste dosis zorgvuldig worden bereid door een apotheker met behulp van een pillensnijder. Belangrijke leden van het ziekenhuispersoneel moeten worden opgeleid over het juiste gebruik van misoprostol voor weeëninductie voordat met de behandeling wordt begonnen. Een alternatief voor het rechtstreeks inbrengen van de tablet is de tablet te verpulveren en te mengen met een gel zoals hydroxyethylcellulose gel. Bij een dergelijke samenstelling doen zich echter dezelfde problemen voor met de stabiliteit en de uniformiteit van de dosis als bij dinoprostonegels. Ondanks het succes van misoprostol in klinische proeven, is het niet goedgekeurd voor deze indicatie, en de fabrikant van Cytotec is niet van plan goedkeuring na te streven. Daarom zijn onafhankelijke, grootschalige studies gerechtvaardigd om de werkzaamheid en algemene veiligheid van het gebruik van intravaginale alprostadil voor baarmoederhalsrijping en weeëninductie nauwkeuriger te beoordelen. Aanvullende klinische ervaring zou ook moeten helpen bij het bepalen van het beste regime en de beste methode van toediening. Uit de momenteel beschikbare gegevens blijkt dat een dosis van 25 of 50 microgram (een vierde of de helft van een tablet van 100 microgram) die in de vaginale fornix achteraan wordt ingebracht en zo nodig met tussenpozen van 4 tot 5 uur wordt herhaald, een klinisch doeltreffende behandeling is, die gepaard gaat met de minste bijwerkingen en complicaties. Zoals bij alle weeëninducties moeten de weeën van de baarmoeder en de hartslag van de foetus gedurende de hele procedure zorgvuldig in de gaten worden gehouden.