Tyrisch purper (ook wel koninklijk purper of keizerlijk purper genoemd) is een kleurstof die wordt gewonnen uit het schelpdier murex en die voor het eerst in de bronstijd door de Phoenicische stad Tyrus werd geproduceerd. De moeilijkheid om het te vervaardigen, het opvallende paarse tot rode kleurengamma en de weerstand tegen verbleken maakten kleding die met Tyrisch purper was geverfd zeer gewild en duur. De Feniciërs verwierven grote faam als verkopers van purper en exporteerden de vervaardiging ervan naar hun koloniën, met name Carthago, van waaruit het zich in populariteit verspreidde en door de Romeinen werd overgenomen als symbool van keizerlijk gezag en status.
Vervaardiging
In de Fenicische mythologie werd de ontdekking van purper toegeschreven aan het hondje van Tyros, de minnares van Tyrus’ beschermgod Melqart. Op een dag merkte het echtpaar tijdens een strandwandeling op dat de bek van de hond paars gekleurd was nadat hij op een aangespoeld weekdier had gebeten. Tyros vroeg om een kledingstuk in dezelfde kleur en zo begon de beroemde verfindustrie.
Advertisement
De eerste historische vermelding van de verfstof is te vinden in teksten uit Ugarit en Hittitische bronnen, waaruit blijkt dat de vervaardiging van Tyrisch purper in de 14e eeuw v.Chr. in het oostelijke Middellandse-Zeegebied begon. Doek geverfd met Tyrisch purper was een enorm succesvolle export en bezorgde de Feniciërs roem in de hele antieke wereld. Sommige historici (maar zeker niet alle) beweren zelfs dat de naam Fenicië zelf is afgeleid van het Griekse woord phoinos dat “donkerrood” betekent en verwijst naar de verfstof en zelf een vertaling zou kunnen zijn van het Akkadische woord voor zowel Kanaän als rood, kinahhu. Ondanks hun formidabele reputatie hadden de ververs van Tyrus zelfs in de late bronstijd niet het monopolie op het proces, aangezien vier lineaire B-tabletten uit Knossos erop wijzen dat het ook (zij het op kleine schaal) werd vervaardigd op het Minoïsche Kreta, dat ook een voorraad schelpdieren in zijn kustwateren had.
De kleurstof werd gewonnen uit het vocht van de Murex trunculus, Purpura lapillus, Helix ianthina, en vooral de Murex brandaris schelpdieren. Deze schelpdieren, die in betrekkelijk diep water leven, werden gevangen in van aas voorziene vallen die aan vlotten hingen. De kleurstof werd vervolgens gewonnen uit de klieren van duizenden rottende, geplette schelpdieren die men in de zon liet bakken. De vloeistof die daarbij vrijkwam, werd gebruikt om stoffen te verven in gemanipuleerde variaties van kleuren, variërend van roze tot violet. Men kan zich voorstellen dat de stank van het proces overweldigend moet zijn geweest en dit verklaart misschien waarom de werkplaats van Sidon 14 kilometer ten zuiden van de stad in Sarepta was gevestigd.
Advertentie
In zijn Natuurlijke Historie beschrijft de Romeinse schrijver Plinius de Oudere hoe het verfextractieproces zich tegen die tijd had ontwikkeld. In drie dagen tijd werd zout toegevoegd aan de brij van schelpdierklieren, die vervolgens in blikken werd uitgekookt. Tenslotte werden hele vachten in het mengsel gedompeld wanneer de juiste tint was bereikt. Vezels werden geverfd voordat ze tot kleding werden geweven en slechts zeer zelden werden voltooide kledingstukken geverfd; misschien werden zeer waardevolle kledingstukken opnieuw geverfd.
Volgens de historicus B. Caseau zouden “10.000 schelpdieren 1 gram verfstof opleveren, en daarmee zou alleen de zoom van een kledingstuk in een diepe kleur worden geverfd” (Bagnall, 5673). Deze getallen worden ondersteund door de hoeveelheid weggegooide schelpen, die bijvoorbeeld in Sidon een berg van 40 meter hoog vormden. Dergelijke cijfers verklaren ook waarom de verfstof meer waard was dan zijn gewicht in goud. In een prijs edict van 301 CE uit de regeerperiode van de Romeinse keizer Diocletianus, leren we dat een pond purperen verfstof 150.000 denarii kostte of ongeveer drie pond goud (gelijk aan ongeveer $19.000 op het moment van schrijven). Een pond voorgeverfde wol kostte één pond goud.
Teken in voor onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
Zo groot was de vraag naar Tyrisch purper dat enorme voorraden van de schelpen zijn opgegraven in de buitenwijken van Sidon en Tyrus en dat de soort langs de kusten van Phoenicië bijna tot uitsterven was gedoemd. De Feniciërs exporteerden niet alleen de geverfde stof, maar ook het proces om de verfstof te extraheren, zoals blijkt uit de schelpenafzettingen die in Fenicische kolonies in het hele Middellandse-Zeegebied zijn gevonden. Carthago was bijzonder betrokken bij de vervaardiging ervan en bleef de faam ervan verspreiden tot in de Romeinse tijd en de Byzantijnse periode. In de oudheid waren, naast de Fenicische steden en Carthago, andere bekende productiecentra onder meer Rhodos, Lesbos, Motya (Sicilië), Kerkouane (Noord-Afrika) en diverse andere plaatsen in Klein-Azië en Zuid-Italië.
Tyrisch purper was altijd het fijnste op de markt omdat de Feniciërs (en via overerving misschien ook de Carthagers) niet alleen toegang hadden tot de grondstof maar ook jarenlange ervaring hadden. Zij waren bedreven in het mengen van verschillende soorten schelpdieren in bepaalde fasen van het proces en in het toevoegen van extra geheime ingrediënten, zodat alleen zij de meest gewaardeerde kleur van allemaal konden produceren, een rijk diep paars dat karmozijnrood leek wanneer het tegen het licht werd gehouden. Tyrisch purper stond ook bekend om zijn grote duurzaamheid en het feit dat het niet vervaagde. Zoals bij elk luxeproduct waren er goedkopere, zij het minder doeltreffende, alternatieven voor het echte paars. Paars kon worden gemaakt van bepaalde korstmossen of door eerst rood te verven (meekrap) en vervolgens blauw te verven (wede). De Galliërs gebruikten moerasbes om textiel paars te verven, dat ironisch genoeg vervolgens tot kleding voor slaven werd verwerkt.
Toepassingen
De voornaamste functie van Tyrisch purper was het verven van textiel, vooral kleding. De beste kwaliteit stof stond bekend als Dibapha, wat ‘tweemaal gedompeld’ in de paarse verfstof betekent. Vanwege het tijdrovende productieproces, het enorme aantal benodigde doppen en het opvallende kleurengamma van de afgewerkte artikelen, was dergelijk geverfd textiel uiteraard een luxeartikel. Als gevolg daarvan werd het paars van Tyrus een statussymbool dat macht, prestige en rijkdom vertegenwoordigde. De hoge waarde van purperen stoffen blijkt verder uit het feit dat zij voorkomen op de lijsten van het tribuut naast andere kostbare goederen, zoals zilver en goud, die Tyrus in de 9e en 8e eeuw v. Chr. aan de Assyrische koningen moest betalen. Ook Alexander de Grote zou in Susa zijn gestuit op 5.000 talenten aan purperen laken, dat waarschijnlijk via een tribuut was verkregen en als een permanent depot van hoge waarde werd bewaard. De 180 jaar na de vervaardiging nog steeds heldere kleur heeft de toch al uitstekende reputatie van de duurzaamheid van Tyrische purperen doeken nog versterkt.
Advertentie
De statusbewuste Romeinen waren bijzonder gesteld op paarse gewaden en reserveerden deze alleen voor de elite. De keizerlijke familie, magistraten en sommige elites mochten de toga praetexta dragen die een paarse rand had, en generaals die een Romeinse triomf vierden mochten op hun grote dag de toga picta dragen die geheel paars was met een gouden rand. Na verloop van tijd ging de kleur paars ook voor de keizer staan, hoewel het Julius Caesar was die als eerste de geheel paarse toga purpurea droeg. In de 5e eeuw na Christus vormden paars en zijde een winnende combinatie, en vanaf de regering van Alexander Severus (222 – 235 na Christus) werd de productie ervan een staatsmonopolie. Alleen de keizer kon deze zijden kledingstukken (kekolumena) dragen of diegenen die het geluk hadden hem gunstig te stemmen, en het was buitenlanders niet toegestaan ze te kopen. Keizers werden zelfs afgebeeld met Tyrisch purper, zoals het beroemde mozaïekportret van Justinianus I in de Basiliek van San Vitale in Ravenna. Paars werd vanaf de Romeinse tijd lang geassocieerd met het priesterschap, en het duurde tot 1464 n.C. voordat Paus Paulus II de vervanging van purperen gewaden door scharlakenrode voor kerkelijke gewaden beval.
De symboliek van paars in het oude Rome was vermoedelijk zo groot dat zelfs keizerlijke monumenten en sarcofagen paars bevatten in de vorm van porfiermarmer dat een diepe en uniforme paarse kleur heeft. Behalve voor textiel werd Tyrisch purper soms ook gebruikt voor het verven van perkament en er zijn verschillende voorbeelden bewaard gebleven van paars geverfde teksten uit de Late Oudheid, zoals de Codex Rossano.
Steun onze Non-Profit Organisatie
Met uw hulp creëren wij gratis inhoud die miljoenen mensen helpt geschiedenis te leren over de hele wereld.
Word Lid