Hypersensitiviteit
Klasse I (onmiddellijke) overgevoeligheidsreacties waaronder huiduitslag, pruritus, urticaria, angio-oedeem en meldingen van anafylaxie zijn ontvangen in de periode na het in de handel brengen. Gevallen van anafylaxie en angio-oedeem waarbij het strottenhoofd, het strotklepje, de lippen en de oogleden waren betrokken, zijn gemeld bij patiënten na inname van de eerste of volgende doses Trileptal. Als een patiënt deze reacties ontwikkelt na behandeling met Trileptal, moet het geneesmiddel worden gestaakt en een alternatieve behandeling worden gestart.
Patiënten die overgevoeligheidsreacties op carbamazepine hebben vertoond, dienen te worden geïnformeerd dat ongeveer 25-30 % van deze patiënten overgevoeligheidsreacties (bijv. ernstige huidreacties) kan krijgen met Trileptal (zie rubriek 4.8).
Hypergevoeligheidsreacties, waaronder multi-orgaanovergevoeligheidsreacties, kunnen ook optreden bij patiënten zonder een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor carbamazepine. Dergelijke reacties kunnen de huid, de lever, het bloed en het lymfestelsel of andere organen aantasten, hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk in het kader van een systemische reactie (zie rubriek 4.8). In het algemeen geldt dat, indien tekenen en symptomen optreden die wijzen op overgevoeligheidsreacties, Trileptal onmiddellijk moet worden teruggetrokken.
Dermatologische effecten
Ernstige dermatologische reacties, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (syndroom van Lyell) en erythema multiforme, zijn zeer zelden gemeld in verband met het gebruik van Trileptal. Patiënten met ernstige dermatologische reacties moeten mogelijk in het ziekenhuis worden opgenomen, aangezien deze aandoeningen levensbedreigend kunnen zijn en in zeer zeldzame gevallen fataal kunnen zijn. Geassocieerde gevallen met Trileptal kwamen voor bij zowel kinderen als volwassenen. De mediane tijd tot het begin was 19 dagen. Verscheidene geïsoleerde gevallen van recidief van de ernstige huidreactie bij rechallenging met Trileptal werden gemeld. Patiënten die een huidreactie met Trileptal ontwikkelen, moeten onmiddellijk worden geëvalueerd en Trileptal moet onmiddellijk worden ingetrokken, tenzij de huiduitslag duidelijk niet aan het geneesmiddel is gerelateerd. In geval van het staken van de behandeling dient overwogen te worden Trileptal te vervangen door een andere behandeling met anti-epileptica om ontwenningsaanvallen te voorkomen. Trileptal mag niet worden hervat bij patiënten die de behandeling hebben gestaakt als gevolg van een overgevoeligheidsreactie (zie rubriek 4.3).
HLA-B*1502 allel – in Han-Chinese, Thaise en andere Aziatische populaties
HLA-B*1502 bij personen van Han-Chinese en Thaise afkomst blijkt sterk geassocieerd te zijn met het risico op het ontwikkelen van de ernstige huidreacties bekend als Stevens-Johnson syndroom (SJS)/ toxische epidermale necrolyse (TEN) bij behandeling met carbamazepine. De chemische structuur van oxcarbazepine is vergelijkbaar met die van carbamazepine, en het is mogelijk dat patiënten die positief zijn voor HLA-B*1502 ook risico lopen op SJS/TEN na behandeling met oxcarbazepine. Er zijn enkele gegevens die suggereren dat een dergelijke associatie bestaat voor oxcarbazepine. De prevalentie van HLA-B*1502-dragerschap is ongeveer 10% in Han-Chinese en Thaise populaties. Indien mogelijk moeten deze personen op dit allel worden gescreend voordat met de behandeling met carbamazepine of een chemisch verwante werkzame stof wordt begonnen. Indien patiënten van deze afkomst positief getest worden op het HLA-B*1502 allel, kan het gebruik van oxcarbazepine overwogen worden als de voordelen groter geacht worden dan de risico’s.
Omdat dit allel ook in andere Aziatische populaties voorkomt (bijvoorbeeld meer dan 15% op de Filippijnen en in Maleisië), kan worden overwogen genetisch risicopopulaties te testen op de aanwezigheid van HLA-B*1502.
De prevalentie van het HLA-B*1502-allel is verwaarloosbaar in bijvoorbeeld bemonsterde populaties van Europese afkomst, Afrikaanse en Hispanic-populaties, en bij Japanners en Koreanen (< 1%).
De allelfrequenties verwijzen naar het percentage chromosomen in de bevolking dat een bepaald allel draagt. Aangezien een persoon twee kopieën van elk chromosoom draagt, maar zelfs één kopie van het HLA-B*1502-allel voldoende kan zijn om het risico op SJS te verhogen, is het percentage patiënten dat risico loopt bijna tweemaal de allelfrequentie.
HLA-A*3101 allel – Europese afkomst en Japanse populaties
Er zijn enkele gegevens die suggereren dat HLA-A*3101 geassocieerd is met een verhoogd risico op door carbamazepine geïnduceerde cutane bijwerkingen, waaronder SJS, TEN, Drug rash with eosinophilia (DRESS), of minder ernstige acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) en maculopapuleuze huiduitslag bij mensen van Europese afkomst en de Japanners.
De frequentie van het HLA-A*3101-allel varieert sterk tussen etnische bevolkingsgroepen. Het HLA-A*3101 allel heeft een prevalentie van 2 tot 5% in Europese populaties en ongeveer 10% in de Japanse populatie.
De aanwezigheid van HLA-A*3101 allel kan het risico op door carbamazepine veroorzaakte cutane reacties (meestal minder ernstig) verhogen van 5,0% in de algemene bevolking tot 26,0% bij personen van Europese afkomst, terwijl de afwezigheid ervan het risico kan verlagen van 5,0% tot 3,8%.
HLA-A*3101 allel – Andere afstamming
De frequentie van dit allel wordt geschat op minder dan 5% in de meerderheid van de Australische, Aziatische, Afrikaanse en Noord-Amerikaanse populaties, met enkele uitzonderingen van 5 tot 12%. Frequenties van meer dan 15% zijn geschat bij sommige etnische groepen in Zuid-Amerika (Argentinië en Brazilië), Noord-Amerika (VS Navajo en Sioux, en Mexico Sonora Seri) en Zuid-India (Tamil Nadu) en tussen 10% en 15% bij andere autochtone etniciteiten in diezelfde regio’s.
De allelfrequentie verwijst naar het percentage chromosomen in de bevolking dat een bepaald allel draagt. Aangezien een persoon twee kopieën van elk chromosoom draagt, maar zelfs één kopie van het HLA-A*3101-allel voldoende kan zijn om het risico op SJS te verhogen, is het percentage patiënten dat mogelijk risico loopt bijna twee keer de allelfrequentie.
Er zijn onvoldoende gegevens die een aanbeveling ondersteunen voor een HLA-A*3101-screening vóór het begin van de behandeling met carbamazepine of chemisch verwante verbindingen.
Als van patiënten van Europese afkomst of van Japanse afkomst bekend is dat zij positief zijn voor het HLA-A*3101-allel, kan het gebruik van carbamazepine of chemisch verwante verbindingen worden overwogen als de voordelen groter worden geacht dan de risico’s.
Beperking van genetische screening
De resultaten van genetische screening mogen nooit in de plaats komen van passende klinische waakzaamheid en patiëntenmanagement. Veel Aziatische patiënten die positief zijn voor HLA-B*1502 en behandeld worden met Trileptal zullen geen SJS/TEN ontwikkelen, en patiënten die negatief zijn voor HLA-B*1502 van om het even welke etniciteit kunnen toch SJS/TEN ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor HLA-A*3101 met betrekking tot het risico van SJS, TEN, DRESS, AGEP of maculopapulaire huiduitslag. De ontwikkeling van deze ernstige cutane bijwerkingen en de daarmee samenhangende morbiditeit als gevolg van andere mogelijke factoren, zoals AED-dosering, therapietrouw, gelijktijdige medicatie, co-morbiditeiten en het niveau van dermatologische monitoring, zijn niet onderzocht.
Informatie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
Als wordt getest op de aanwezigheid van het HLA-B*1502-allel, wordt een “HLA-B*1502-genotypering” met hoge resolutie aanbevolen. De test is positief als een of twee HLA-B*1502-allelen worden gedetecteerd, en negatief als geen HLA-B*1502-allelen worden gedetecteerd. Evenzo wordt, indien op de aanwezigheid van het HLA-A*3101-allel wordt getest, “HLA-A*3101-genotypering” met hoge resolutie aanbevolen. De test is positief als één of twee HLA-A*3101-allelen worden gedetecteerd, en negatief als geen HLA-A*3101-allelen worden gedetecteerd.
Risico op verergering van aanvallen
Risico op verergering van aanvallen is gemeld met Trileptal. Het risico van verergering van aanvallen wordt vooral bij kinderen gezien, maar kan ook bij volwassenen voorkomen. In geval van verergering van aanvallen dient Trileptal te worden gestaakt.
Hyponatriëmie
Serumnatriumspiegels lager dan 125 mmol/l, gewoonlijk asymptomatisch en zonder noodzaak tot aanpassing van de therapie, zijn waargenomen bij maximaal 2,7% van de met Trileptal behandelde patiënten. Uit klinische studies blijkt dat de serumnatriumspiegels weer normaal werden wanneer de Trileptal-dosering werd verlaagd, gestaakt of de patiënt conservatief werd behandeld (bijv. beperkte vochtinname). Bij patiënten met reeds bestaande nieraandoeningen die geassocieerd zijn met lage natriumspiegels (bijv. inappropriate ADH secretion like syndrome) of bij patiënten die gelijktijdig worden behandeld met natriumverlagende geneesmiddelen (bijv. diuretica, desmopressine) en NSAID’s (bijv. indometacine), moeten de serumnatriumspiegels worden gemeten vóór aanvang van de behandeling. Daarna moet de serumnatriumspiegel na ongeveer twee weken worden gemeten en vervolgens maandelijks gedurende de eerste drie maanden van de behandeling, of naar gelang van de klinische noodzaak. Deze risicofactoren kunnen vooral van toepassing zijn op oudere patiënten. Voor patiënten die met Trileptal-therapie starten met natriumverlagende geneesmiddelen, moet dezelfde aanpak voor natriumcontroles worden gevolgd. In het algemeen kan, indien klinische symptomen optreden die wijzen op hyponatriëmie bij Trileptal-therapie (zie rubriek 4.8), serumnatriummeting worden overwogen. Bij andere patiënten kan de serumnatriumspiegel worden bepaald als onderdeel van hun routinematige laboratoriumonderzoek.
Alle patiënten met hartinsufficiëntie en secundair hartfalen moeten regelmatig een gewichtsmeting ondergaan om het optreden van vochtretentie vast te stellen. In geval van vochtretentie of verslechtering van de cardiale conditie, moet het serumnatriumgehalte worden gecontroleerd. Indien hyponatriëmie wordt waargenomen, is waterbeperking een belangrijke tegenmaatregel. Aangezien oxcarbazepine, zeer zelden, kan leiden tot stoornissen in de hartgeleiding, dienen patiënten met reeds bestaande geleidingsstoornissen (bijv. atrioventriculair-blok, aritmie) zorgvuldig te worden gevolgd.
Hypothyreoïdie
Hypothyreoïdie is een bijwerking (met “niet bekende” frequentie, zie rubriek 4.8) van oxcarbazepine. Gezien het belang van schildklierhormonen in de ontwikkeling van kinderen na de geboorte, wordt controle van de schildklierfunctie aanbevolen in de pediatrische leeftijdsgroep tijdens het gebruik van Trileptal-therapie.
Hepatische functie
Zeer zeldzame gevallen van hepatitis zijn gemeld, die in de meeste gevallen gunstig oplosten. Wanneer een leveraandoening wordt vermoed, moet de leverfunctie worden beoordeeld en moet het staken van Trileptal worden overwogen. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Renale functie
Bij patiënten met een gestoorde nierfunctie (creatinineklaring minder dan 30 ml/min) is voorzichtigheid geboden tijdens de behandeling met Trileptal, vooral met betrekking tot de startdosis en de opwaartse titratie van de dosis. Plasmaspiegelcontrole van MHD kan worden overwogen (zie rubriek 4.2 en 5.2).
Hematologische effecten
Zeer zeldzame meldingen van agranulocytose, aplastische anemie en pancytopenie zijn gezien bij patiënten behandeld met Trileptal tijdens post-marketing ervaring (zie rubriek 4.8).
Staking van het geneesmiddel dient te worden overwogen indien zich tekenen van significante beenmergdepressie ontwikkelen.
Suïcidaal gedrag
Suïcidale ideatie en gedrag zijn gemeld bij patiënten die werden behandeld met anti-epileptica bij verschillende indicaties. Een meta-analyse van gerandomiseerde placebogecontroleerde trials van anti-epileptica heeft ook een klein verhoogd risico op suïcidale ideatie en gedrag aangetoond. Het mechanisme van dit risico is niet bekend en de beschikbare gegevens sluiten de mogelijkheid van een verhoogd risico voor oxcarbazepine niet uit.
Daarom moeten patiënten worden gecontroleerd op tekenen van suïcidale ideatie en gedragingen en moet een passende behandeling worden overwogen. Patiënten (en verzorgers van patiënten) moet worden geadviseerd om bij tekenen van suïcidale gedachten of gedragingen medisch advies in te winnen.
Hormonale anticonceptiva
Vrouwelijke patiënten in de vruchtbare leeftijd moeten worden gewaarschuwd dat gelijktijdig gebruik van Trileptal met hormonale anticonceptiva dit type anticonceptiemiddel ineffectief kan maken (zie rubriek 4.5). Aanvullende niet-hormonale vormen van anticonceptie worden aanbevolen bij gebruik van Trileptal.
Alcohol
Voorzichtigheid is geboden indien alcohol wordt ingenomen in combinatie met Trileptal-therapie, vanwege een mogelijk additief sedatief effect.
Terugtrekking
Zoals bij alle anti-epileptica dient Trileptal geleidelijk te worden teruggetrokken om de kans op een verhoogde aanvalsfrequentie zo klein mogelijk te houden.
Monitoring van plasmaspiegels
Hoewel correlaties tussen dosering en plasmaspiegels van oxcarbazepine, en tussen plasmaspiegels en klinische werkzaamheid of verdraagbaarheid eerder zwak zijn, kan monitoring van de plasmaspiegels nuttig zijn in de volgende situaties om niet-naleving uit te sluiten of in situaties waarin een verandering in de MHD-klaring te verwachten is, waaronder:
– veranderingen in de nierfunctie (zie nierinsufficiëntie in rubriek 4.2).
– zwangerschap (zie rubriek 4.6 en 5).
– gelijktijdig gebruik van leverenzym-inducerende geneesmiddelen (zie rubriek 4.5).