“Over een grote verscheidenheid aan experimentele tests, waarbij relaties betrokken waren die varieerden van vreemden tot echtgenoten, vonden we geen bewijs dat perspectief nemen iemands vermogen om de geest van een andere persoon nauwkeurig te begrijpen systematisch vergrootte in vergelijking met een controleconditie.” (p. 567).
Deze uitspraak vat de ontmoedigende conclusie samen van Eyal, Steffel, en Epley (2018) op basis van niet minder dan 25 experimenten die zij uitvoerden om verschillende manieren te onderzoeken om perspectief nemen te bevorderen. Geen enkel experiment toonde enig voordeel van perspectief nemen op het accuraat voorspellen van de reacties, attitudes of overtuigingen van anderen. Zaak gesloten.
Of toch niet?
In dit essay ga ik dieper in op het proces van gedachten lezen, of, zoals het in de wetenschappelijke literatuur wordt genoemd, perspectief nemen. (Let wel: als ik het over “gedachten lezen” heb, heb ik het niet over mystieke krachten of buitenzintuiglijke waarneming). En ik ga dieper in op het onderzoek van Eyal et al. Maar laten we beginnen met kort stil te staan bij een aantal voordelen van perspectief nemen.
Mogelijke voordelen van perspectief nemen
Als we de gedachten van mensen zouden kunnen lezen, al is het maar voor een klein deel, dan zouden ons dat veel voordelen opleveren. Ik ben al meer dan 20 jaar geïnteresseerd in perspectief nemen en heb een hoofdstuk, “De kracht om gedachten te lezen”, opgenomen in mijn boek Sources of Power uit 1998.
Gladwell (2014) probeerde het denken van David Koresh te verklaren in de confrontatie tussen de federale overheid (het Bureau of Alcohol, Tobacco, and Firearms en de FBI) en Koresh’s Branch Davidians in Waco Texas in 1993. De confrontatie liep slecht af. Koresh en zijn volgelingen stierven en de FBI en ATF agenten, inclusief FBI onderhandelaars, toonden zich gevaarlijk incompetent. De verslagen in de media over deze stand-off lieten de acties van Koresh onbegrijpelijk lijken. Na het lezen van Gladwell’s analyse werden de Branch Davidians veel logischer. Helaas was de FBI niet in staat Koresh’s gedachten te lezen, bestempelde hem als irrationeel, en handelde dienovereenkomstig met hem.
De meesten die dit essay lezen, kunnen hun eigen voorbeelden bedenken van geslaagde en onsuccesvolle perspectiefneming. Er is geen onenigheid over de waarde van perspectief nemen (mind-reading), als het maar werkte.
Eyal, Steffel, en Epley hebben geconcludeerd dat het niet werkt.
Het Eyal, Steffel, en Epley Research Project
Eyal et al. rapporteerden 25 studies die zij hadden uitgevoerd.
Sommige studies gebruikten laboratoriumtaken zoals het beoordelen van emoties aan de hand van foto’s van gezichten of lichaamshoudingen, het herkennen van echte versus nepglimlachen aan de hand van korte videofragmenten, of het vaststellen of iemand al dan niet loog aan de hand van een korte video.
Andere studies waren meer naturalistisch en gebruikten echte partners, zoals getrouwde stellen, romantische partners en vrienden. De taak was om de voorkeuren van de partner te voorspellen met betrekking tot activiteiten, films, grappen, video’s, kunst, en meningen. In deze studies werd de mensen in de perspectief-nemende conditie gevraagd om zich in de schoenen van hun partner te verplaatsen. De deelnemers in de controlegroep kregen simpelweg te horen: “We willen graag dat u de strategie gebruikt die u het beste lijkt.” (p. 559)
Zoals ik aan het begin van dit essay al stelde, vonden Eyal, Steffel, en Epley geen bewijs dat mensen die zich bezighielden met perspectief nemen, de nauwkeurigheid van hun voorspellingen of beoordelingen verbeterde. “Onze experimenten vonden geen bewijs dat de cognitieve inspanning om je in te leven in de schoenen van een ander, die zo breed wordt bestudeerd in de psychologische literatuur, iemands vermogen vergroot om de gedachten van een ander nauwkeurig te begrijpen.” (p. 550)
Er is veel dat me bevalt aan het artikel van Eyal, Steffel, en Epley. Ik ben zeer onder de indruk van het aantal studies dat ze hebben gedaan, de zorg waarmee ze die studies hebben uitgevoerd, en de zorgvuldigheid waarmee ze hun gegevens hebben geanalyseerd.
Ik ben ook onder de indruk van de helderheid van hun conclusies. Geen bedenkingen, geen voorbehouden, geen “verder onderzoek is nodig”-verdediging. Ze hebben een sterke conclusie getrokken en die naar buiten gebracht. Ik zou graag meer van dat soort moed en vertrouwen zien in wetenschappelijke rapportage.
Niettemin denk ik dat hun primaire conclusie fout is.
Hebben ze eigenlijk aangetoond dat perspectief nemen geen effect heeft?
De experimentele groep werd simpelweg gevraagd het perspectief van het doelwit in te nemen. Dat is alles. Bijvoorbeeld: “Terwijl u naar de foto’s kijkt, denk dan aan de persoon op de foto. Probeer het perspectief van de persoon op de foto aan te nemen, alsof u de persoon bent die de vraag beantwoordt. Doe je best om zijn of haar perspectief over te nemen, door in de schoenen van de ander te gaan staan alsof je die persoon bent. Vergeet niet dat de persoon op de foto een ander perspectief kan hebben dan jij als kijker van de foto.” (p. 552)
De controlegroep kreeg geen specifieke instructies en had dezelfde taak als de experimentele groep, bijvoorbeeld om te proberen de emotie van de persoon op de foto te identificeren, of te beschrijven wat de persoon dacht/voelde, of om enkele aspecten van de voorkeuren van de persoon te voorspellen.
Hoewel, de controledeelnemers kunnen geprobeerd hebben het perspectief van de persoon op de foto in te nemen, ook al werd hen dat niet gevraagd. Ze werden niet ontmoedigd om het perspectief in te nemen. Omdat de opdracht was te voorspellen wat de ander dacht, lijkt het redelijk dat ze het perspectief van de ander probeerden over te nemen.
Daarom is het experimentele/controle contrast niet zuiver. Beide groepen kunnen perspectief hebben genomen, wat zou verklaren waarom de onderzoekers geen verschillen tussen hen vonden. Eyal, Steffel, en Epley erkennen dit punt kort aan het eind van hun artikel, “…participants in the control conditions of our experiments were already making inferences about another person’s perspective.” (p. 568), maar ze gaan niet verder in op de vertakkingen van deze observatie.
Hieruit volgt dat het onderzoek niet heeft aangetoond dat perspectief nemen geen effect had, ook al is dat wat de auteurs beweren. Het onderzoek toonde slechts aan dat de instructies voor het nemen van perspectief niet veel uithaalden – dat deze instructies onvoldoende waren om de experimentele groep te laten winnen van de controlegroep. Het onderzoek zegt ons niets over de waarde van perspectief nemen.
De auteurs lijken dit te begrijpen – op pagina 566 erkennen ze dat een aantal andere studies heeft aangetoond dat mensen nauwkeuriger zijn in het begrijpen van anderen dan het toeval, ook al zijn ze niet volmaakt nauwkeurig. De vraag is dus niet of mensen perspectief kunnen gebruiken om hun nauwkeurigheid te vergroten – de vraag is of expliciete instructies enig effect hebben. Het onderzoek toont duidelijk aan dat de instructies geen verschil maakten, ook al zouden velen van ons verwachten dat ze dat wel zouden doen.
Conclusies
In allerlei situaties proberen we het perspectief van anderen in te nemen, en ik vermoed dat we dat redelijk accuraat doen. Alleen al het voeren van een gesprek met een ander vereist dat we speculeren over wat de ander weet, wat de ander wil weten, en wat de ander kan begrijpen.
In feite raken we gefrustreerd als de ander het perspectief slecht inneemt. We worden ongeduldig als de ander overdreven in detail treedt en ons dingen uitlegt die we al weten, en waarvan de ander zou moeten verwachten dat we ze al weten. Aan de andere kant kunnen we geïrriteerd raken wanneer de andere persoon te cryptisch is en ons niet de nodige details geeft. Onze frustratie suggereert dat we een redelijk accuraat niveau van perspectief nemen verwachten.
Voor mij is de echte vraag wat er nodig is om vaardigheden op het gebied van perspectief nemen te ontwikkelen. Dat is het onderwerp van mijn volgende blog post.