Lichamelijke aandoeningen kunnen leiden tot een abnormaal lage (hypotonie) of hoge (hypertonie) spiertonus. Een andere vorm van hypertonie is paratonie, die gepaard gaat met dementie. Hypotonie wordt gezien bij lagere motorische neuron ziekte zoals poliomyelitis. Hypotonie kan zich klinisch presenteren als spierverslapping, waarbij de ledematen slapper lijken, de rekreflexrespons verminderd is, en de weerstand van de ledematen tegen passieve beweging ook verminderd is. Hypertonie wordt gezien bij aandoeningen van de bovenste motorneuronen, zoals laesies in de piramidale tractus en de extrapiramidale tractus. Hypertonie kan zich klinisch presenteren als spasticiteit of rigiditeit. Terwijl spasticiteit een snelheidsafhankelijke weerstand tegen passieve rek is (bv. een snelle passieve beweging van de elleboog zal een verhoogde spiertonus teweegbrengen, maar een langzame passieve beweging van de elleboog zal geen verhoogde spiertonus teweegbrengen), is rigiditeit een snelheidsonafhankelijke weerstand tegen passieve rek (d.w.z. er is een uniform verhoogde tonus ongeacht of de elleboog snel of langzaam passief wordt bewogen).Spasticiteit kan de vorm aannemen van de klem-mes respons, waarbij er alleen aan het begin of aan het einde van de beweging een verhoogde weerstand is. Stijfheid kan van het leadpipe type zijn, waarbij er overal weerstand is tegen passieve beweging, of van het tandwieltype, waarbij de weerstand tegen passieve beweging schokkerig is.
Tonus in chirurgieEdit
In de oogheelkunde kan tonus een centrale rol spelen bij oogchirurgie, zoals bij de manipulatie van extraoculaire spieren om strabismus te herstellen. Tonusafwijkingen worden in verband gebracht met vele oogziekten (b.v. het syndroom van Adie).
KrampenEdit
Normaal gesproken zijn mensen zich bij hun dagelijkse activiteiten niet bewust van hun spierspanning. Het lichaam handhaaft het evenwicht tussen de tonus van buig- en strekspiergroepen. Soms, bij normale, gezonde mensen, gaat die tonus verloren, hetzij in buigspieren of in strekspiergroepen afzonderlijk, tijdelijk en met tussenpozen resulterend in “spierkrampen”. Het kan moeilijk zijn om deze strekspier- of buigspiergroepen afzonderlijk te laten ontspannen. In het algemeen kunnen spierverslappers of kinine helpen bij krampen en is dit gerechtvaardigd wanneer zij hinderlijk worden. Maar deze medicijnen veroorzaken hun ontspannende effect in beide groepen door hun tonus te matigen. De oorzaak van onevenredige intermitterende contracties van buigspieren of strekspieren of de oorzaak van krampen is onbekend. De prikkel voor deze “krampen” kan afkomstig zijn van de hersenschors, het ruggenmerg, of de spier zelf. Dit zou kunnen wijzen op de ontwikkeling van pathologie of andere problemen in de toekomst.