mei 2011
Gedragsinterventieplannen – Word (102 KB)
Dit is er een in een reeks van beleidsnota’s opgesteld door het New York State Education Department, over onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van de Individuals with Disabilities Education Act (IDEA) in New York State.
Wat is een gedragsinterventieplan?
Een gedragsinterventieplan is een plan dat is gebaseerd op de resultaten van een functionele gedragsbeoordeling (FBA) en bevat minimaal een beschrijving van het probleemgedrag, algemene en specifieke hypotheses over waarom het probleemgedrag optreedt en interventiestrategieën die positieve gedragsondersteuning en diensten omvatten om het gedrag aan te pakken.
Wanneer moet een gedragsinterventieplan worden ontwikkeld?
De Commissie voor Speciaal Onderwijs (CSE) of de Commissie voor Speciaal Kleuteronderwijs (CPSE) moet de ontwikkeling van een gedragsinterventieplan voor een leerling met een handicap overwegen wanneer de:
- leerling met een beperking aanhoudend gedrag vertoont dat zijn of haar leren of dat van anderen belemmert, ondanks consequent uitgevoerde algemene schoolbrede of klasbrede interventies;
- het gedrag van de leerling de leerling of anderen in gevaar brengt voor schade of letsel;
- CSE of CPSE overweegt meer beperkende programma’s of plaatsingen als gevolg van het gedrag van de student; en/of
- student is onderworpen aan disciplinaire maatregelen en er is vastgesteld dat het gedrag verband houdt met de handicap van de student.
Welke informatie moet een gedragsinterventieplan bevatten?
Een gedragsinterventieplan moet het volgende bevatten:
- de nulmeting van het probleemgedrag, inclusief de frequentie, duur, intensiteit en/of latentie van het doelgedrag.
- Deze nulmeting moet, voor zover praktisch uitvoerbaar, gegevens bevatten over activiteiten, settings, mensen en tijdstippen van de dag.
- De basislijngegevens moeten worden gebruikt als een standaard om prestatiecriteria vast te stellen en waaraan de effectiviteit van de interventie kan worden getoetst;
- interventiestrategieën die moeten worden gebruikt om antecedente gebeurtenissen te veranderen om het optreden van het gedrag te voorkomen, de leerling individueel alternatief en aanpassingsgedrag aan te leren, en consequenties te verbinden aan het (de) beoogde ongepaste gedrag(en) en het (de) alternatieve aanvaardbare gedrag(en); en
- een schema om de doeltreffendheid van de interventies te meten, met inbegrip van de frequentie, de duur en de intensiteit van het doelgedrag met geplande tussenpozen.
Voor een leerling wiens gedrag zijn of haar leren of dat van anderen belemmert, welke informatie moet in het IEP worden opgenomen?
Het geïndividualiseerd onderwijsprogramma (IEP) moet aangeven of een bepaald hulpmiddel of een bepaalde dienst, waaronder een interventie, accommodatie of andere programmawijziging nodig is om het gedrag van de leerling aan te pakken dat zijn of haar leren of dat van anderen belemmert.
De behoefte van een leerling aan een gedragsinterventieplan moet worden gedocumenteerd in het IEP en dit plan moet ten minste jaarlijks worden herzien door de CSE of CPSE.
Hoe vaak moet de voortgang van het gedragsinterventieplan van een leerling worden gecontroleerd?
De uitvoering van het gedragsinterventieplan van een leerling moet regelmatige voortgangscontrole van de frequentie, duur en intensiteit van de gedragsinterventies omvatten, met geplande tussenpozen, zoals gespecificeerd in het BIP en in het IEP van de leerling.
De resultaten van de voortgangscontrole moeten worden gedocumenteerd en gerapporteerd aan de ouders van de leerling en aan de CSE of CPSE en moeten in overweging worden genomen bij elke beslissing om het gedragsinterventieplan of het IEP van een leerling te herzien.