Ronnie Lee Milsap werd geboren op 16 januari 1943 in Robbinsville, N.C. Door een aangeboren afwijking werd hij bijna blind en hij werd opgevoed door zijn grootmoeder in de Smoky Mountains tot hij vijf jaar oud was. Toen werd hij naar de Governor Morehead School for the Blind in Raleigh, N.C. gestuurd
Toen hij zeven jaar oud was, hadden zijn leraren al door dat hij een aanzienlijk muzikaal talent had. Hij begon klassieke muziek te studeren, leerde verschillende instrumenten en kreeg uiteindelijk de piano onder de knie.
Zijn jeugdige passie voor rockmuziek bracht hem ertoe een band te vormen met enkele klasgenoten van de middelbare school, The Apparitions. Milsap ging kort naar het Young Harris College met een volledige beurs, maar vertrok voor zijn afstuderen om een carrière in de muziek na te streven.
In het begin van de jaren zestig speelde Milsap zijn eerste professionele optredens als lid van J.J. Cale’s band. In 1965 bracht hij “Total Disaster” uit, zijn eerste single als soloartiest, die wat lokaal succes oogstte in de omgeving van Atlanta.
In 1965 tekende Milsap bij het New Yorkse Scepter Records waar hij een R&B Top 5 scoorde met het door Ashford en Simpson geschreven “Never Had It So Good.” Terwijl hij bij Scepter werkte, deelde Milsap concertpodia met James Brown, Stevie Wonder en Ray Charles, die de jongeman aanmoedigden om zich op muziek toe te leggen.
In 1969 verhuisde Milsap naar Memphis om sessiemuzikant te worden. Hij werkte samen met de legendarische Chips Moman, speelde keyboards op Elvis Presley’s “Kentucky Rain” en is te horen als achtergrondzanger op “Don’t Cry Daddy”. Als hij geen sessiewerk deed, fungeerden Milsap en zijn ensemble als huisband in de lokale muziek hotspot T.J.’s Club.
In 1970 vond Milsap succes in de popcharts met “Loving You Is a Natural Thing.” Hij nam zijn gelijknamige debuutalbum – geproduceerd door Dan Penn – op en bracht het uit in 1971.
In 1972 trad Milsap op in de Whiskey A-Go-Go waar Charley Pride toevallig in het publiek zat. Onder de indruk van zijn soulvolle zangstijl, moedigde Pride Milsap aan om zich te richten op Country Muziek. Later dat jaar verhuisde hij naar Nashville en begon te werken met Pride’s manager, Jack D. Johnson. Een jaar later tekende hij bij RCA Records en later datzelfde jaar bracht hij zijn eerste Country single uit, de Top10 “I Hate You.”
In 1974 scoorde Milsap twee No. 1’s: “Pure Love” en “Please Don’t Tell Me How the Story Ends,” waarmee hij zijn eerste Grammy won. Een volgend nummer 1 volgde het jaar daarop met “Daydreams About Night Things.”
In 1976 vestigde Milsap zich stevig als een van de grootste sterren van de Country Muziek. Een reeks van zeven nummer 1 hits op rij, waaronder “(I’m a) Stand By My Woman Man,” “What a Difference You’ve Made in My Life,” en “It Was Almost Like a Song,” wat de meest succesvolle single van de jaren 70 was. “Song” was de eerste crossover hit van de zanger en bereikte nummer 7 op de hitlijst voor volwassenen; het maakte de weg vrij voor Milsap om in 1976 te worden uitgeroepen tot Billboard’s Artiest van het Jaar (in elk genre).
Deze reeks hits was ook het begin van een opmerkelijke run in de Amerikaanse popmuziek. Met de nummers “(There’s) No Getting Over Me,” “I Wouldn’t Have Missed It For the World,” “Any Day Now,” “Stranger In My House,” “Lost in the Fifties Tonight,” “She Keeps the Home Fires Burning,” “Snap Your Fingers,” en “Where Do the Nights Go,” verliet Milsap de Top 10 niet gedurende 16 jaar.
Milsap ontving ook ontelbare prijzen en onderscheidingen gedurende deze periode. Hij won vier CMA Album of the Year Awards (1975, 1977, 1978, en 1986), drie CMA Male Vocalist of the Year trofeeën (1974, 1976, en 1977), en de felbegeerde CMA Entertainer of the Year Award (1977). Daarnaast won hij vijf Grammy’s voor Beste Mannelijke Country Vocalisten (1975, 1977, 1982, 1986, en 1987) en een Grammy voor Beste Country Samenwerking met Zang in 1988 voor het Kenny Rogers duet “Make No Mistake, She’s Mine.”
In 1993 verliet Milsap RCA en tekende bij Liberty Records en bracht het album True Believer uit. In 2000 bracht hij de twee-CD set, 40 No. 1 Hits uit.
In 2004 nam Milsap Just For a Thrill op, een verzameling van Amerikaanse populaire/jazz standards, die genomineerd werd voor een Grammy. In 2006 keerde hij terug naar Country bij zijn oorspronkelijke thuisbasis RCA Records, waar hij My Life uitbracht. In 2009 volgde Then Sings My Soul, een twee cd’s tellende verzameling hymnes en gospelsongs.
Op 18 maart van dit jaar bracht Milsap Summer #17 uit, zijn 31e album, dat hij omschrijft als een eerbetoon aan de muziek die hem inspireerde. Geprezen door USA Today, The Tennessean en NPR: National Public Radio, de set is een eerbetoon aan de invloeden die Milsap’s unieke merk van soul-steeped country gevormd hebben.
Met 40 nummer 1 hits en meer dan 35 miljoen verkochte albums, blijft Milsap een van de meest succesvolle en geliefde crossover artiesten van Country muziek. Op zijn 71ste blijft hij door het land toeren, zijn muziek spelend voor meerdere generaties muziekliefhebbers.