Eenvoudige componenten van lichamelijke vaardigheden
De meeste vaardigheden in het leven zijn continu en complex en bevatten een veelheid van geïntegreerde componenten; deze complexe vaardigheden kunnen echter worden geanalyseerd door de samenstellende delen ervan te onderzoeken. Vaardigheden kunnen bijvoorbeeld worden gemeten aan de hand van tijdsintervallen. In het laboratorium wordt de reactietijd van een proefpersoon gemeten als de tijd tussen de presentatie van een of andere stimulus en de eerste reactie van de uitvoerder. De reactiesnelheid van een persoon hangt af van een aantal variabelen, waaronder de intensiteit van de stimuli. Een persoon zal bijvoorbeeld sneller een beweging inzetten op steeds luidere geluiden, totdat een grens is bereikt. Wanneer de geluiden echter te luid worden, vertraagt het lawaai het op gang komen van de beweging. Een langere reactietijd zal ook worden geregistreerd als de proefpersoon uit een aantal stimuli moet kiezen voordat hij een beweging initieert (zoals alleen bewegen als een van een aantal verschillende gekleurde lichten brandt) of als de vereiste handeling een complexe beweging inhoudt.
De kwaliteit van de beweging hangt af van factoren als de precisie van de vereiste handeling, de ervaring van de uitvoerder met soortgelijke vaardigheden in het verleden, de snelheid van de beweging, de kracht van de motorische handeling en het lichaamsdeel of de lichaamsdelen die moeten worden bewogen.
Er zijn grenzen aan de efficiënte uitvoering van zelfs de eenvoudigste motorische vaardigheden. Vingertikken met een snelheid van meer dan 10 keer per seconde is bijvoorbeeld meestal onmogelijk. Individuen verschillen sterk in hun vermogen om kracht uit te oefenen met verschillende lichaamsdelen. Studies van het menselijk motorisch systeem tonen ook aan dat een individu zelden (of nooit) een ogenschijnlijk gelijksoortige beweging op precies dezelfde manier herhaalt. De verwerving van vaardigheid in een bepaalde taak impliceert dus de uitvoering van een redelijk consistent reactiepatroon, dat binnen grenzen varieert van proef tot proef.
Een aantal basis-motorische vaardigheden ligt ten grondslag aan de uitvoering van vele routine-activiteiten. Eén categorie vaardigheden kan worden aangeduid als handvaardigheid, waartoe ook de fijne vingervlugheid, de arm-polsnelheid en het vermogen om te mikken behoren. Motorische vaardigheden worden ook beïnvloed door kracht, waarvan er verschillende soorten zijn, waaronder statische kracht (druk gemeten in ponden uitgeoefend tegen een onbeweeglijk voorwerp) en dynamische kracht (het met kracht bewegen van de ledematen). Flexibiliteit en evenwichtsvermogen zijn eveneens verdeeld in verschillende componenten. Het is dus niet juist om te spreken over één enkele kwaliteit in de menselijke beweging.
Motorische vaardigheden kunnen ook worden ingedeeld naar de algemene kenmerken van de taken zelf. Grove motorische vaardigheden verwijzen naar handelingen waarbij gewoonlijk de grotere spieren betrokken zijn, terwijl fijne motorische vaardigheden betrekking hebben op handelingen van de handen en de vingers. De meeste vaardigheden omvatten bewegingen van zowel de grotere als de kleinere spiergroepen. De basketballer gebruikt zijn grotere skeletspieren om te rennen en te springen, terwijl hij bij het dribbelen of schieten van de bal gebruik maakt van zijn fijne motoriek, zoals een nauwkeurige controle over zijn vingers.