Populisme, politiek programma of beweging die opkomt, of beweert op te komen, voor de gewone man, meestal door gunstig contrast met een echte of vermeende elite of gevestigde orde. Populisme combineert gewoonlijk elementen van links en rechts, verzet zich tegen grote ondernemingen en financiële belangen, maar staat ook vaak vijandig tegenover gevestigde socialistische en arbeiderspartijen.
De term populisme kan zowel democratische als autoritaire bewegingen aanduiden. Populisme staat doorgaans kritisch tegenover politieke vertegenwoordiging en alles wat de relatie tussen het volk en zijn leider of regering bemiddelt. In zijn meest democratische vorm streeft het populisme naar het verdedigen van de belangen en het maximaliseren van de macht van gewone burgers, door middel van hervormingen in plaats van revolutie. In de Verenigde Staten werd de term toegepast op het programma van de Populistische Beweging, die in 1892 aanleiding gaf tot de Populistische, of Volkspartij. Veel van de eisen van de partij werden later aangenomen als wetten of grondwetswijzigingen (b.v. een progressief belastingstelsel). De populistische eis voor directe democratie door volksinitiatieven en referenda werd ook een realiteit in een aantal Amerikaanse staten.
In zijn hedendaagse betekenis wordt populisme echter meestal geassocieerd met een autoritaire vorm van politiek. Populistische politiek draait, volgens deze definitie, om een charismatisch leider die een beroep doet op de wil van het volk en beweert deze te belichamen om zijn eigen macht te consolideren. In deze gepersonaliseerde vorm van politiek verliezen politieke partijen hun belang en dienen verkiezingen eerder om het gezag van de leider te bevestigen dan om de verschillende loyaliteiten van het volk te weerspiegelen. Sommige vormen van autoritair populisme werden gekenmerkt door extreem nationalisme, racisme, samenzwering en het tot zondebok maken van gemarginaliseerde groepen, die allemaal dienden om de macht van de leider te consolideren, om de aandacht van het publiek af te leiden van het falen van de leider, of om de aard van de heerschappij van de leider of de werkelijke oorzaken van economische of sociale problemen voor het volk verborgen te houden. In de tweede helft van de 20e eeuw werd het populisme geïdentificeerd met de politieke stijl en het programma van Latijns-Amerikaanse leiders zoals Juan Perón, Getúlio Vargas, en Hugo Chávez. In het begin van de 21e eeuw ontstonden populistische autoritaire regimes in onder meer Turkije, Polen en Hongarije.
De term populist wordt vaak pejoratief gebruikt om een politicus te bekritiseren voor het inspelen op de angst en het enthousiasme van een volk. Afhankelijk van iemands opvatting over populisme, kan een populistisch economisch programma daarom ofwel een platform betekenen dat de belangen van gewone burgers en het land als geheel behartigt, ofwel een platform dat probeert rijkdom te herverdelen om populariteit te winnen, zonder rekening te houden met de gevolgen voor het land, zoals inflatie of schulden.