In het internationale institutionele recht is een “gewone meerderheid” (ook een “meerderheid”) meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen (onthoudingen niet meegerekend) onder alternatieven; een “gekwalificeerde meerderheid” (ook een “supermeerderheid”) is een aantal stemmen boven een bepaald percentage (bijv. tweederde); een “relatieve meerderheid” (ook een “pluraliteit”) is het aantal verkregen stemmen dat groter is dan enig andere optie; en een “absolute meerderheid” is een aantal stemmen dat “groter is dan het aantal stemmen dat mogelijk tegelijkertijd kan worden verkregen voor enige andere oplossing”, wanneer voor meerdere alternatieven tegelijk wordt gestemd.
Henry Watson Fowler suggereert dat de Amerikaanse termen “plurality” en “majority” één-woord alternatieven zijn voor de corresponderende twee-woord termen in Brits Engels, “relative majority” en “absolute majority”, en dat in Brits Engels “majority” soms wordt opgevat als “het verkrijgen van de meeste stemmen” en daarom kan worden verward met “plurality”. William Poundstone merkt op dat systemen die een meervoudige meerderheid van stemmen toestaan, kwetsbaarder zijn voor het spoiler-effect – waarbij twee of meer gelijksoortige keuzes elk minder stemmen krijgen dan een ongelijksoortige keuze die op zichzelf zou hebben verloren van elke afzonderlijke gelijksoortige keuze – dan systemen die een meerderheid vereisen.