Oplosmiddelen worden vaak gecategoriseerd als polair of niet-polair, een factor van de structuur en de lading van het oplosmiddel die bepaalt welke soorten stoffen het kan oplossen. Polaire oplosmiddelen hebben een “positieve” en een “negatieve” lading op verschillende plaatsen in hun structuur en zullen andere polaire stoffen oplossen. Water is een polair oplosmiddel; andere polaire oplosmiddelen zijn aceton, acetonitril, dimethylformamide (DMF), dimelthylsulfoxide (DMSO), ethanol, isopropanol en methanol.
Niet-polaire oplosmiddelen zijn alkanen (pentaan, hexaan, en heptaan) en aromaten (benzeen, target=”_blank “tolueen, en xyleen). Andere gebruikelijke apolaire oplosmiddelen zijn azijnzuur, chloroform, diethylether, ethylacetaat, methyleenchloride en pyridine. Niet-polaire organische oplosmiddelen worden gebruikt als vlekkenverwijderaars, verfverdunners, nagellakverwijderaars, lijmsolventen, en in parfums en detergenten.
Oplosmiddelen worden op grote schaal gebruikt als medium voor chemische reacties en analytische scheidingen en zijn verkrijgbaar in verschillende zuiverheidsgraden en verpakkingsopties. Ze zijn ook essentieel voor de productie van cosmetica, geneesmiddelen, artikelen voor persoonlijke verzorging, textiel, verf, pesticiden en vele andere producten.
Lange blootstelling aan sommige oplosmiddelen kan echter gevaarlijk zijn voor de gezondheid van werknemers. Chloroform en benzeen, die vaak in benzine worden aangetroffen, zijn kankerverwekkend, naast andere oplosmiddelen. Oplosmiddelen kunnen ook schade toebrengen aan de lever, de nieren, het zenuwstelsel of de hersenen. Chronische, door oplosmiddelen veroorzaakte encefalopathie (CSE) is een bekende aandoening en beroepsmatige blootstelling aan organische oplosmiddelen wordt in verband gebracht met alcoholisme, cataract, en het verlies van gehoor en kleurenzicht.