In zijn invloedrijke paper uit 1943, A Theory of Human Motivation, stelde de psycholoog Abraham Maslow voor dat gezonde menselijke wezens een bepaald aantal behoeften hebben, en dat deze behoeften kunnen worden gerangschikt in een hiërarchie, waarbij sommige behoeften (zoals fysiologische en veiligheidsbehoeften) primitiever of basaler zijn dan andere (zoals sociale en ego-behoeften).
Maslow’s zogenaamde ‘hiërarchie van behoeften’ wordt vaak voorgesteld als een piramide met vijf niveaus (zie afbeelding), waarbij hogere behoeften pas in beeld komen als aan lagere, meer basale behoeften is voldaan.
Maslow noemde de onderste vier niveaus van de piramide ‘deficiëntiebehoeften’, omdat we niets voelen als er aan deze behoeften wordt voldaan, maar angstig of verontrust worden als er niet aan wordt voldaan. Fysiologische behoeften zoals eten, drinken en slapen zijn dus deficiëntiebehoeften, net als veiligheidsbehoeften, sociale behoeften zoals vriendschap en seksuele intimiteit, en ego-behoeften zoals eigenwaarde en erkenning.
Aan de andere kant noemde Maslow het vijfde, hoogste niveau van de piramide een ‘groei-behoefte’, omdat onze behoefte aan zelfverwezenlijking ons verplicht om verder te gaan dan ons individuele, beperkte zelf en ons ware potentieel als mens te vervullen.
Als we eenmaal in onze deficiëntiebehoeften hebben voorzien, verschuift het zwaartepunt van onze angst naar zelfactualisatie en beginnen we, al is het maar op een sub- of halfbewust niveau, na te denken over ons grotere geheel. Slechts een kleine minderheid van de mensen is echter in staat tot zelfverwerkelijking, omdat zelfverwerkelijking een beroep doet op ongewone kwaliteiten als onafhankelijkheid, bewustzijn, creativiteit, originaliteit en, natuurlijk, moed.
De behoeftehiërarchie van Maslow is bekritiseerd omdat ze te schematisch zou zijn, maar ze biedt een intuïtieve en potentieel bruikbare theorie van de menselijke motivatie. Per slot van rekening is er zeker een kern van waarheid in het gezegde dat men niet kan filosoferen op een lege maag.
Veel mensen die aan al hun deficiëntiebehoeften hebben voldaan, blijven niet in staat zichzelf te verwerkelijken, in plaats daarvan vinden ze meer deficiëntiebehoeften voor zichzelf uit, omdat het nadenken over de zin van het leven hen zou leiden tot het overwegen van de mogelijkheid van de zinloosheid ervan en het vooruitzicht van hun eigen dood en vernietiging.
Een persoon die begint na te denken over haar grotere geheel kan tot de vrees komen dat het leven zinloos is en de dood onvermijdelijk, maar zich tegelijkertijd vastklampen aan de gekoesterde overtuiging dat haar leven eeuwig is of belangrijk of op zijn minst betekenisvol. Dit geeft aanleiding tot een innerlijk conflict, en het innerlijke conflict tot existentiële angst.
Existentiële angst is zo verontrustend dat de meeste mensen deze koste wat kost vermijden, en een valse werkelijkheid construeren uit doelen, aspiraties, gewoonten, gebruiken, waarden, cultuur en religie in een poging zichzelf wijs te maken dat hun leven bijzonder en zinvol is, en dat de dood ver weg is of een illusie.
Ter spijt heeft dit zelfbedrog een hoge prijs. Volgens de filosoof Jean-Paul Sartre handelen mensen die weigeren het ‘niet-zijn’ onder ogen te zien in ‘kwade trouw’ en leiden ze een leven dat niet authentiek is, dat gekunsteld, beperkt en onvervuld is.
Het onder ogen zien van het niet-zijn kan onzekerheid, eenzaamheid, verantwoordelijkheid en dus angst met zich meebrengen, maar het kan ook een gevoel van kalmte, vrijheid en zelfs edelmoedigheid met zich meebrengen. Verre van pathologisch te zijn, is existentiële angst een noodzakelijke overgangsfase, een teken van gezondheid, kracht en moed, en een voorbode van grotere en betere dingen die komen gaan.
Voor de Harvard filosoof en theoloog Paul Tillich leidt de weigering om het niet-zijn onder ogen te zien niet alleen tot inauthenticiteit, zoals bij Sartre, maar ook tot pathologische (of ‘neurotische’) angst.
In The Courage to Be (1952) schreef Tillich:
Hij die er niet in slaagt zijn angst moedig op zich te nemen, kan erin slagen de extreme situatie van wanhoop te vermijden door te vluchten in een neurose. Hij bevestigt zichzelf nog steeds, maar op een beperkte schaal. Neurose is de manier om niet-zijn te vermijden door te ontkomen aan zijn.
Volgens deze opvallende zienswijze komt pathologische angst, hoewel schijnbaar gegrond in bedreigingen van het leven, in feite voort uit onderdrukte existentiële angst, die zelf voortkomt uit ons uniek menselijke vermogen tot zelfbewustzijn.
Het onder ogen zien van niet-zijn stelt ons in staat ons leven in perspectief te plaatsen, het in zijn geheel te zien, en het daardoor een gevoel van richting en eenheid te geven. Als de ultieme bron van angst angst voor de toekomst is, eindigt de toekomst alleen in de dood; en als de ultieme bron van angst onzekerheid is, is de dood de enige zekerheid.
Alleen door de dood onder ogen te zien, zijn onvermijdelijkheid te accepteren en hem in ons leven te integreren, kunnen we ontsnappen aan de kleinzieligheid en verlamming van angst, en onszelf zo vrijmaken om het beste uit ons leven te halen.
Dit esoterische begrip is wat ik ben gaan noemen ‘de filosofische remedie voor angst en bezorgdheid’.
Neel Burton is auteur van Hypersanity: Thinking Beyond Thinking en andere boeken.