Oaxaca, voluit Oaxaca de Juárez, stad, hoofdstad van Oaxaca estado (staat), Zuid-Mexico, liggend in de vruchtbare Oaxaca Vallei, 5.085 voet (1.550 meter) boven de zeespiegel. De stad, die al duizenden jaren wordt bewoond, was belangrijk voor talrijke precolumbiaanse beschavingen, zoals blijkt uit de Zapoteekse ruïnes van Monte Albán, die aan Oaxaca grenzen, en de nabijgelegen Mixteekse ruïnes van Mitla. Oaxaca werd vanaf de 15e eeuw door de Azteken bewoond en vervolgens door de Spanjaarden veroverd en in 1529 door Hernán Cortés officieel tot stad uitgeroepen. Een deel van de 16e-eeuwse kunst en architectuur van de stad is nog bewaard gebleven, met name in de kerk van Santo Domingo, waarin Indiaanse invloeden zijn verwerkt. De grote Indiaanse bevolking van Oaxaca drukt nog steeds haar stempel op de traditionele festivals, de kleurrijke handwerkmarkten en het dagelijks leven in de stad.
Oaxaca was de thuisbasis van twee van Mexico’s beroemdste presidenten, Porfirio Díaz en Benito Juárez (een Zapotec uit het nabijgelegen dorp Guelatao). De Benito Juárez Autonome Universiteit van Oaxaca werd er in 1827 gesticht (universiteitsstatus 1955), en het Regionaal Museum van Oaxaca (1933) stelt de wereldberoemde schatten uit Graf nr. 7 van Monte Albán tentoon. Het koloniale centrum van Oaxaca en de archeologische zone van Monte Albán werden in 1987 door de UNESCO aangewezen als Werelderfgoed.
De economie van de stad is grotendeels gebaseerd op diensten, waaronder onderwijs, overheidsadministratie en toerisme in verband met de precolumbiaanse overblijfselen. Lichte industrieproducten zijn onder meer bouwmaterialen, verwerkte voedingsmiddelen en dranken. Oaxaca is bereikbaar via de snelweg, het spoor, en de lucht. Aantal inwoners. (2000) 251.846; stadsgewest, 489.562; (2010) 255.029; stadsgewest, 593.698.