Brakhage werd aanvankelijk aangetrokken tot het idee om motten in een film te gebruiken toen hij zag hoe velen van hen zich in een kaars verbrandden:
Hier is een film die ik heb gemaakt vanuit een diep verdriet. Het verdriet is in zekere zin mijn zaak, maar het verdriet hielp om het filmpje uit me te persen, dat ik zei: “Deze gekke motten vliegen in het kaarslicht en verbranden zichzelf, en dat is wat er met mij gebeurt. Ik heb niet genoeg geld om deze films te maken, en … ik geef mijn kinderen geen eten, door die verdomde films, weet je. En ik ben hier aan het verbranden… Wat kan ik doen?” Ik voel de volledige horror van een soort van opoffering, op een bepaalde manier.”
Nadat hij enige tijd met een camera levende motten had gevolgd, een exercitie die vruchteloos bleek, richtte Brakhage zijn aandacht in plaats daarvan op het gebruik van dode motten:
“Over de gloeilampen hangen al die dode motvleugels, en ik… haat dat. Zo’n treurigheid. Daar moet toch iets mee te doen zijn. Ik plukte ze er teder uit en begon ze op een filmstrook te plakken, om te proberen … ze weer leven te geven, ze weer tot leven te wekken, om te proberen ze op de een of andere manier door de filmmachine tot leven te wekken.”