Midianiet, in de Hebreeuwse Bijbel (Oude Testament), lid van een groep nomadische stammen die verwant waren aan de Israëlieten en waarschijnlijk leefden ten oosten van de Golf van Akaba in de noordwestelijke regio’s van de Arabische Woestijn. Zij hielden zich bezig met veeteelt, karavaanhandel en banditisme, en hun belangrijkste contacten met de Israëlieten waren in de periode van de Exodus (13e eeuw v.Chr.) tot de periode van de Rechters (12e-11e eeuw v.Chr.). Volgens het Boek Rechters verdreef de Israëlitische hoofdman Gideon de Midjanieten in West-Palestina, waarna zij grotendeels uit het bijbelverhaal verdwenen.
Volgens het Boek Genesis stamden de Midjanieten af van Midjan, die de zoon was van de Hebreeuwse aartsvader Abraham bij diens tweede vrouw, Keturah. Jethro, priester-leider van de Midjanitische substam die bekend stond als de Kenieten, en zijn dochter Zippora, een echtgenote van Mozes, beïnvloedden het vroege Hebreeuwse denken: het was Jahweh, de heer van de Midjanieten, die aan Mozes werd geopenbaard als de God van de Hebreeërs.
De Midjanieten zijn van oudsher geïdentificeerd als Ismaëlieten, deels vanwege een onduidelijke passage in Genesis (37:28) die verwijst naar de handelaren aan wie Jozef door zijn broers werd verkocht als zowel Midjanieten als Ismaëlieten. Bovendien bevat het verhaal van Gideon in Rechters een vers (8:24) dat een duidelijke interpolatie bevat die de Midjanieten als Ismaëlieten identificeert.