Is There There One Course of Development or Many?
Is development essentially the same, or universal, for all children (i.e., there is one course of development) or does development follow a different course for each child, depending on the child’s specific genetics and environment (i.e., there are many courses of development)? Hebben mensen over de hele wereld meer overeenkomsten of meer verschillen in hun ontwikkeling? In hoeverre beïnvloeden cultuur en genetica het gedrag van een kind?
Stadia-theorieën gaan ervan uit dat de opeenvolging van ontwikkeling universeel is. In cross-culturele studies naar taalontwikkeling bijvoorbeeld, bereiken kinderen van over de hele wereld taalmijlpalen in een vergelijkbare volgorde (Gleitman & Newport, 1995). Zuigelingen in alle culturen koeren voordat ze brabbelen. Ze beginnen te brabbelen op ongeveer dezelfde leeftijd en spreken hun eerste woordje uit rond de leeftijd van 12 maanden. Toch leven we in verschillende contexten die een uniek effect hebben op ieder van ons. Onderzoekers geloofden bijvoorbeeld ooit dat de motorische ontwikkeling voor alle kinderen, ongeacht hun cultuur, hetzelfde verloop kende. Kinderopvangpraktijken verschillen echter per cultuur, en verschillende praktijken blijken het bereiken van mijlpalen in de ontwikkeling, zoals zitten, kruipen en lopen, te versnellen of te remmen (Karasik, Adolph, Tamis-LeMonda, & Bornstein, 2010).
Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar de Aché-gemeenschap in Paraguay. Zij brengen een aanzienlijke hoeveelheid tijd door met foerageren in de bossen. Tijdens het foerageren dragen de Aché-moeders hun jonge kinderen en zetten ze hen zelden neer om te voorkomen dat ze zich in het bos bezeren. Daardoor lopen hun kinderen veel later: Zij lopen rond de leeftijd van 23-25 maanden, in tegenstelling tot kinderen in westerse culturen die rond de leeftijd van 12 maanden beginnen te lopen. Naarmate Aché-kinderen ouder worden, krijgen zij echter meer bewegingsvrijheid en rond hun negende jaar overtreffen hun motorische vaardigheden die van Amerikaanse kinderen van dezelfde leeftijd: Aché-kinderen kunnen in bomen klimmen van 2 meter hoog en gebruiken machetes om zich een weg door het bos te hakken (Kaplan & Dove, 1987). Zoals u ziet, wordt onze ontwikkeling beïnvloed door meerdere contexten, zodat de timing van basis-motorische functies kan verschillen tussen culturen. De functies zijn echter in alle samenlevingen aanwezig.
Hoe beïnvloeden natuur en opvoeding de ontwikkeling?
Zijn we wie we zijn door de natuur (biologie en genetica), of zijn we wie we zijn door de opvoeding (onze omgeving en cultuur)? Deze aloude vraag staat in de psychologie bekend als het nature versus nurture debat. Het probeert te begrijpen hoe onze persoonlijkheden en eigenschappen het product zijn van onze genetische opmaak en biologische factoren, en hoe ze worden gevormd door onze omgeving, met inbegrip van onze ouders, leeftijdgenoten, en cultuur. Waarom gedragen biologische kinderen zich bijvoorbeeld soms als hun ouders – komt dat door de genetica of door de omgeving van de vroege kinderjaren en wat het kind van zijn ouders heeft geleerd? Hoe zit het met kinderen die geadopteerd zijn – lijken zij meer op hun biologische familie of meer op hun adoptiegezin? En hoe kunnen broers en zussen uit hetzelfde gezin zo verschillend zijn?
We worden allemaal geboren met specifieke genetische kenmerken die we van onze ouders hebben geërfd, zoals oogkleur, lengte en bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Naast ons basisgenotype is er echter ook een diepgaande interactie tussen onze genen en onze omgeving. Onze unieke ervaringen in onze omgeving beïnvloeden of en hoe bepaalde eigenschappen tot uitdrukking komen, en tegelijkertijd beïnvloeden onze genen hoe we met onze omgeving omgaan (Diamond, 2009; Lobo, 2008). Er is een wederkerige wisselwerking tussen nature en nurture, omdat ze allebei vorm geven aan wie we worden, maar het debat over de relatieve bijdrage van elk van beide blijft doorgaan.