De wereld van Midden-aarde
Tolkien, die zijn hele leven lang een toegewijd rooms-katholiek was, begon al op jonge leeftijd zijn eigen talen en mythologieën te creëren en schreef later christelijk geïnspireerde verhalen en gedichten om deze van een verhalend kader te voorzien. Gebaseerd op verhaaltjes die Tolkien voor zijn kinderen had verzonnen, gaat De Hobbit over de pogingen van een hobbit, Bilbo Baggins, om een schat terug te vinden die door een draak was gestolen. Tijdens zijn missie ontdekt Baggins een magische ring die, naast andere krachten, de drager ervan onzichtbaar kan maken. De mogelijkheid om te verdwijnen helpt Bilbo bij het volbrengen van zijn zoektocht, maar de minder voor de hand liggende krachten van de ring zetten de boze Sauron, Donkere Heer van Mordor, ertoe aan om hem te zoeken. De poging van de hobbits om de ring te vernietigen en zo Sauron onbeperkte macht te ontnemen, staat centraal in de Lord of the Rings-trilogie, die bestaat uit de romans The Fellowship of the Ring (1954), The Two Towers (1954), en The Return of the King (1955). In deze boeken verwerpt Tolkien traditionele heldenkwaliteiten als kracht en grootte en benadrukt in plaats daarvan het vermogen van zelfs de nederigste wezens om te zegevieren tegen het kwaad.
Tolkiens hele carrière lang componeerde hij geschiedenissen, genealogieën (familiegeschiedenissen), kaarten, glossaria, gedichten en liederen om zijn visie op Midden-aarde aan te vullen. Onder de vele werken die hij tijdens zijn leven publiceerde waren een dichtbundel, De avonturen van Tom Bombadil en andere verzen uit het Rode Boek (1962), en een fantasy-roman, Smith of Wootton Major (1967). Hoewel veel van zijn verhalen over Midden-aarde onvolledig waren op het moment dat Tolkien stierf, redde zijn zoon, Christopher, de manuscripten uit zijn vaders verzamelingen, bewerkte ze en publiceerde ze. Een van deze werken, The Silmarillion, speelt zich af voor de tijd van The Hobbit en vertelt het verhaal van het eerste tijdperk van de Holy Ones (vroegste geesten) en hun nakomelingen.
Tolkien impliceert niettemin dat het een vergissing zou kunnen zijn The Lord of the Rings te serieus te nemen. Hij verklaarde eens dat sprookjes op zichzelf als waarheid moeten worden opgevat, niet altijd als symbool van iets anders. Hij zei verder: “maar in de eerste plaats moet het slagen als een sprookje, prikkelen, behagen, en bij gelegenheid zelfs ontroeren, en binnen zijn eigen verbeelde wereld literair geloof genieten. Daarin te slagen was mijn voornaamste doel.”
Bijna dertig jaar na zijn dood is de populariteit van Tolkiens werk nauwelijks afgenomen. In 2001 werd The Lord of the Rings: The Fellowship of the Ring werd uitgebracht als een grote speelfilm. De magie van Tolkiens wereld wist zowel de critici als het publiek te overtuigen: de film werd genomineerd in dertien categorieën, waaronder Best Picture, bij de Academy Awards en won vier prijzen. Twee andere films zijn gepland voor eind 2003.