Het argument dat moderne vertalingen de godheid van Christus ontkennen is gebaseerd op het verbinden van verschillende punten. Ten eerste, in Jesaja 14:12 in de KJV lezen we: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, o Lucifer, zoon des ochtends! Hoe zijt gij ter aarde geworpen, die de volken verzwakt hebt!” Moderne vertalingen – met uitzondering van de NKJV – hebben hier iets als “dagster” of “morgenster” in plaats van “Lucifer”. Voorstanders van de KJV beweren dat Jes. 14:12 een profetie moet zijn over de duivel die uit de hemel valt. Er is enige basis voor deze interpretatie. In Lukas 10:18 zegt Jezus tegen zijn discipelen: “Ik zag Satan als een bliksem uit de hemel vallen.” In Openb. 9:1 lezen we: “Ik zag een ster uit de hemel op de aarde vallen, en hem werd de sleutel gegeven tot de schacht van de bodemloze put” (ESV).1 Deze passages in het Nieuwe Testament lijken te zinspelen op Jes. 14:12, en de val van degene die daar genoemd wordt te verbinden met de val van Satan.
Ten tweede, in 2 Petrus 1:19 staat in de KJV: “Wij hebben ook een zekerder woord der profetie; gij doet er goed aan daarop te letten, als op een licht, dat schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt, en de dagster opgaat in uw harten.” Voor “dagster” in de KJV, wisselen moderne vertalingen af tussen “dagster” en “morgenster”. Vroegchristelijke interpretatie van dit vers ziet de ‘dagster’/’morgenster’ als een verwijzing naar Jezus, mede gebaseerd op een toespeling op Num 24:17 (“Een ster zal opgaan uit Jakob”).
Ten derde beweren KJV-voorstanders dat als het woord in Jes. 14:12 vertaald is met ‘morgenster’, de moderne vertalingen Jezus zien als Satan omdat, zoals zij beweren, de enige ‘morgenster’ in de Bijbel Jezus is. Dus, als ‘Lucifer’ wordt behandeld als ‘morgenster’ in Jes. 14:12, dan is dit een ontkenning van de godheid van Christus.
Vier, zij beweren dat God geen God van verwarring is en dat daarom de moderne vertalingen, omdat zij de lezers in verwarring brengen over de identificatie van de morgenster, wel corrupt moeten zijn.
Om eerlijk te zijn is dit een nogal ingewikkeld argument dat naar strohalmen grijpt. Een onderzoek van het bewijs en de logica van dit argument zal aantonen dat het zeer slecht geïnformeerd is.
In Jesa 14:12 hebben de KJV vertalers het Hebreeuwse woord הילל niet vertaald als ‘Lucifer’. Dit woord komt alleen hier in het Hebreeuwse Oude Testament voor. Waarschijnlijk wisten de KJV vertalers niet zeker wat ze er van moesten denken, en kopieerden ze gewoon het woord dat in de Latijnse Vulgaat werd gebruikt voor de vertaling van הילל. In de Vulgaat luidt Jesaja 14:12 als volgt:
quomodo cecidisti de caelo lucifer qui mane oriebaris corruisti in terram qui vulnerabas gentes.
Let op het vijfde woord van de tekst-lucifer. Het is geen eigennaam, maar het Latijnse woord voor ‘morgenster’. Het woord lucifer komt vier keer voor in de Vulgaat: Jes. 14:12, Job 11:17, Job 38:32, en 2 Petrus 1:19. In Job 11:17 geeft de KJV het Hebreeuwse woord בקר weer als ‘morgen’:
et quasi meridianus fulgor consurget tibi ad vesperam et cum te consumptum putaveris orieris ut lucifer
In Job 38:32 geeft de KJV het Hebreeuwse woord מזרות weer als Mazzaroth. Dit is een ander woord dat slechts één keer voorkomt in de Hebreeuwse Bijbel. De KJV vertalers wisten niet wat het betekende, dus hebben zij het Hebreeuws eenvoudigweg getranslitereerd in Engelse karakters. Hoewel Hiëronymus, de vertaler van de Vulgaat, het Hebreeuws beter kende dan de KJV-vertalers, wist hij ook niet precies wat hij ervan moest maken. Maar hij probeerde het tenminste, in plaats van het woord gewoon onvertaald te laten zoals de KJV vertalers deden. Hij vertaalde het woord als lucifer-of ‘morgenster,’ wat heel dicht bij de betekenis van het Hebreeuwse מזרות ligt:
numquid producis luciferum in tempore suo et vesperum super filios terrae consurgere facis
Het woord betekent ‘sterrenbeelden’ of ‘kronen’ (moderne vertalers zijn er niet zeker van, hoewel ‘sterrenbeelden’ meestal de voorkeur krijgt). Het feit dat Hiëronymus erkende dat in ieder geval de מזרות waarschijnlijk naar sterren verwees is veel beter dan de KJV vertalers deden door het woord volledig onvertaald te laten. Er is hier natuurlijk geen sprake van een samenzwering van de kant van Hiëronymus; hij is gewoon trouw aan de Hebreeuwse Bijbel en vertaalt zo nauwkeurig als hij kan.
In 2 Petrus 1:19 geeft de KJV het Griekse woord φωσφόρος (phosphoros) weer als ‘dagster’. Ook de Latijnse Vulgaat heeft hier lucifer:
et habemus firmiorem propheticum sermonem cui bene facitis adtendentes quasi lucernae lucenti in caliginoso loco donec dies inlucescat et lucifer oriatur in cordibus vestris
Met andere woorden, lucifer is geen eigennaam, maar is het Latijnse woord voor ‘morgenster’ of ‘dagster’. De KJV heeft eenvoudigweg het Latijn in Jesa 14:12 overgenomen, omdat zij niet zeker wisten wat הילל betekende. De KJV vertalers kenden het Latijn beter dan dat zij het Grieks of Hebreeuws kenden. Op plaatsen waar zij niet zeker wisten wat het Grieks of Hebreeuws betekende, vertaalden of reproduceerden zij gewoon woordelijk de Latijnse tekst. Dit is tientallen, zo niet honderden keren gebeurd.
Sinds die tijd is Lucifer doorgedrongen tot de Engelse Bijbelvertaling als een andere naam voor de duivel. Als er een samenzwering bestaat om de godheid van Christus te saboteren door het Hebreeuwse woord הילל in Jesa 14:12 te vertalen als ‘morgenster’, net zoals gedaan wordt met φωσφόρος in 2 Petrus 1:19, dan gaat deze samenzwering terug tot Hiëronymus in het begin van de vijfde eeuw na Christus! In werkelijkheid vertaalde hij het Hebreeuwse woord getrouw en het Griekse woord getrouw. Het is de KJV die het woord helemaal niet vertaalde, maar in plaats daarvan de Latijnse weergave van Hiëronymus in Jesaja 14:12 aanhield en, erger nog, eenvoudig het Hebreeuws in Job 38:32 translitereerde.2 Hiëronymus kan niet worden verweten dat hij het Hebreeuws niet goed kende. Hij verhuisde naar Bethlehem en woonde daar 35 jaar terwijl hij aan de vertaling werkte. Hij wilde het Hebreeuws goed leren; 35 jaar lang wonen in het land van de Joden is daarvoor voldoende bewijs.
Maar zijn de verwijzingen naar de personen in Jes. 14:12 en 2 Petr. 1:19 als de morgenster in moderne vertalingen niet verwarrend? En ondermijnen moderne vertalingen daarmee niet de godheid van Christus? De realiteit is dat in Jesa 14:12 de primaire of initiële verwijzing van “morgenster” niet naar de duivel is, maar naar de Babylonische koning. De voetnoot in de NET Bijbel zegt hier: “Wat is de achtergrond van de beeldspraak in vv. 12-15? Dit hele gedeelte (vv. 4b-21) is gericht aan de koning van Babylon, die duidelijk wordt afgebeeld als een menselijke heerser. Andere koningen van de aarde spreken hem aan in vv. 9 e.v., hij wordt ‘de man’ genoemd in v. 16, en volgens vv. 19-20 bezit hij een fysiek lichaam.” Tegelijkertijd lijkt Jes. 14:12-15 verder te gaan dan een beschrijving van een sterfelijke koning. Verder, als Jezus in Lukas 10:18 en Johannes in Openb. 9:1 deze passage in gedachten hadden, dan is het duidelijk dat er een secundaire betekenis is die betrekking heeft op de duivel zelf. Er is dus waarschijnlijk sprake van een dubbele vervulling van de profetie.
Hier gaat het om: als de primaire verwijzing naar de Babylonische koning is (wat de grote meerderheid van de bijbelgeleerden zou bevestigen en zoals het bewijs vermeld in de NET Bijbel voetnoot vermeldt), dan is ons begrip van het gebruik van ‘morgenster’ in 2 Petrus 1:19 zinvol. De morgenster verwees letterlijk naar Venus, maar in de oudheid werd het metaforisch gebruikt voor aardse koningen. De aantekening in de NET Bijbel bij 2 Petrus 1:19 is in deze zin nuttig:
De verwijzing naar de morgenster vormt een dubbele entendre. Ten eerste werd de term normaal gebruikt om Venus aan te duiden. Maar de schrijver heeft natuurlijk een metaforische betekenis in gedachten, zoals duidelijk wordt uit de plaats waar de morgenster moet opgaan – “in uw harten”. De meeste commentatoren zien in Petrus’ woorden een toespeling op Num 24:17 (“een ster zal opgaan uit Jakob”). Vroegchristelijke exegese zag in die passage een profetie over de komst van Christus. Vandaar dat Petrus in dit vers zijn toehoorders vertelt acht te slaan op de OT-geschriften die de wederkomst van Christus voorspellen, en vervolgens zinspeelt op een van de passages die dit precies doen, terwijl hij het thema van licht op een parallel spoor laat lopen. Bovendien kan het veelbetekenend zijn dat Petrus’ woordkeuze hier niet dezelfde is als die in de LXX. Hij heeft een Hellenistisch woord gebruikt dat soms werd gebruikt voor keizers en godheden, misschien als een verdere polemiek tegen het heidendom van zijn tijd.
Met andere woorden, ‘morgenster’ of lucifer in de Latijnse Vulgaat verwees letterlijk naar Venus, maar zou metaforisch verwijzen naar aardse koningen, keizers, en heidense godheden. Petrus kan dit woord dus gekozen hebben om aan te tonen dat de echte morgenster Jezus was, en niet Caesar. Jesaja 14:12 sprak dus over de Babylonische koning als de morgenster en voorspelde zo zijn val. Jezus en Johannes gebruikten deze tekst om aan te geven dat Satan zou vallen. Het is alleen door lucifer in een eigennaam te veranderen, zoals gedaan is door voorstanders van de KJV, dat misverstanden over de betekenis van deze teksten kunnen ontstaan. De logica van het KJV standpunt is als volgt:
Lucifer is een eigennaam en verwijst uitsluitend naar iemand die van nature slecht is, de duivel.
Dus, zelfs als het vertaald wordt als ‘morgenster’ in Jes. 14,12, verwijst dit nog steeds uitsluitend naar de duivel.
Dus, als Jezus ‘morgenster’ wordt genoemd in 2 Petrus 1,19, is dat hetzelfde als hem de duivel noemen.
De logica breekt af op de eerste premisse, namelijk dat de term in Jes. 14:12 uitsluitend verwijst naar iemand die slecht is. Omdat dit onjuist is, is de conclusie ook onjuist. Jezus ‘morgenster’ noemen in 2 Petrus 1:19 maakt hem net zo min slecht als Satan ‘god’ noemen (2 Kor 4:4) hem goed maakt. En aanvoeren dat God niet de God van de verwarring is en dat daarom in elk vers andere woorden moeten worden gebruikt, is doorgaan met de valse opvatting van lucifer als een naam voor de duivel.
Het is een onwettige hermeneutiek om te beweren dat omdat de term op de ene plaats naar de ene persoon verwijst, dezelfde term op een andere plaats wel naar dezelfde persoon moet verwijzen. Er zijn tal van voorbeelden van een term die in de Bijbel wordt gebruikt als een term die in de eerste plaats verwijst naar één ding/persoon, maar die een ander ding/persoon op het oog heeft als de context daarom vraagt. Zoals hierboven is aangegeven, wordt ‘God’ voornamelijk gebruikt voor de enige ware God van de Bijbel, maar er zijn incidentele verwijzingen waarin menselijke wezens (Johannes 10:34-35) of Satan (2 Kor 4:4) ‘god’ worden genoemd – zelfs in de KJV.
Daarnaast, als er op wordt aangedrongen, werkt het argument in feite averechts op voorstanders van alleen de KJV. Bijvoorbeeld, de naam ‘Jezus’ is de Griekse vorm van de Hebreeuwse naam Joshua. In het Nieuwe Testament, zijn er drie verwijzingen naar Joshua. Bij twee van deze gelegenheden hebben de KJV vertalers de naam vertaald als ‘Jezus’. Maar in elk van deze gevallen is deze weergave misleidend, in het tweede geval zelfs zeer misleidend.
Acts 7:45 in KJV: “Die ook onze vaderen, die na Jezus gekomen zijn, met Jezus in het bezit der heidenen gebracht hebben, die God voor het aangezicht onzer vaderen uittrok, tot in de dagen van David.”
Acts 7:45 in de NET: “Onze voorvaderen hebben het in bezit genomen en met Jozua binnengebracht, toen zij de volken verdreven, die God voor het aangezicht onzer voorvaderen verdreven had, tot ten tijde van David.”
De context gaat duidelijk over Jozua en de Hebreeën die het beloofde land binnengingen en de volken daar veroverden. Waarom de KJV hier ‘Jezus’ heeft, is mij een raadsel. Misschien probeerden ze hier letterlijk te zijn (door het Griekse woord Iesous te translitereren als ‘Jezus’), maar als dat zo is, waarom deden ze dat dan niet in Lucas 3:29, waar de genealogie van Jezus wordt opgesomd (en Iesous, een voorouder van Jezus, wordt weergegeven als ‘Jose’)?
Veel lastiger is Heb 4:8.
KJV: “Want indien Jezus hun rust gegeven had, zo zou Hij daarna niet van een andere dag gesproken hebben.”
NET: “Want als Jozua hun rust gegeven had, zou God daarna niet over een andere dag gesproken hebben.”
Ook hier is de context enigszins duidelijk dat Jozua op het oog is. Maar voor de lezer die niet goed op de context let en niet weet dat “Jezus” hier eigenlijk Jozua is, zou hij gemakkelijk misleid kunnen worden door te denken dat Jezus Christus niet in staat was om zijn volk rust te geven. Als zodanig zou dit zeker de godheid van Christus kunnen ondermijnen – vooral in het licht van Heb 4:3, dat zegt: “Zoals Ik in mijn toorn gezworen heb: ‘Zij zullen nooit mijn rust binnengaan! (NET). Verder, omdat er telkens een eigennaam wordt gebruikt (in tegenstelling tot Jes. 14:12 en 2 Petr. 1:19), zou het voor de gemiddelde lezer veel moeilijker zijn om te onderscheiden over welke Jezus gesproken wordt. Het argument dat God geen God van verwarring is, is in dit geval zeker veel meer van toepassing op de KJV dan op moderne vertalingen.
Betekent dit dat de KJV op deze plaats fout is? Technisch gezien, nee. Maar in termen van duidelijkheid voor de gemiddelde lezer, kan het zeer verwarrend zijn. In wezen gebruiken degenen die beweren dat de KJV de enige heilige Bijbel is, zwakke argumenten die zichzelf tegenwerken. En dit onthult de echte reden waarom ze niet geven om moderne vertalingen: het is een kwestie van emotionele gehechtheid. Wanneer men het bewijs met een open geest onderzoekt, blijken veel moderne vertalingen duidelijker te zijn en dichter bij de originele tekst te staan dan de KJV. De KJV is nog steeds een belangrijke vertaling voor Engels sprekende Christenen om te bezitten en te lezen. Het is het grootste literaire monument van de Engelse taal dat ooit door een commissie is geproduceerd. Zijn lyrische kwaliteit, cadans, memorabele zinnen die in het geheugen blijven hangen, en elegantie maken het tot een vertaling die de tand des tijds heeft doorstaan. Sommige moderne vertalingen (vooral de ESV, REB, en NET) kunnen op deze eigenschappen wedijveren, en ze zijn ook nog eens veel nauwkeuriger. Dit zouden de primaire Bijbels moeten zijn die Engelstalige Christenen lezen, maar noch zij, noch de King James hebben een exclusieve aanspraak op de troon.
1 Het NET heeft hier ‘hemel’ voor ‘hemel’, met de volgende aantekening: “Of ‘uit de hemel’ (hetzelfde Griekse woord betekent zowel ‘hemel’ als ‘hemel’).”
2 Het is belangrijk op te merken dat de KJV-vertalers zo goed werk hebben geleverd als in het begin van de zeventiende eeuw kon worden verwacht. Onze kritiek hier is niet op de KJV vertaling maar op KJV voorstanders die de vertaling heilig hebben verklaard alsof het de enige heilige Bijbel is.