Vervolg van boven… Het vormt het bovenste deel van het heupbeen en komt samen met het schaambeen en het zitbeen in het acetabulum, of heupkom. Het grootste deel van het ilium is de ala, een gebied dat enigszins de vorm heeft van een olifantsoor met een groot, plat oppervlak dat enigszins hol is vanuit anterior richting gezien. Langs de bovenrand van de ala bevindt zich een verbrede benige rand die bekend staat als de crista iliaca (bekkenkam). De bekkenkam steekt lateraal uit naar de oppervlakte van het lichaam en fungeert als een belangrijk en gemakkelijk te vinden benig oriëntatiepunt van het lichaam. Aan de uiteinden van de bekkenkam versmalt het ilium scherp naar het midden toe om de voorste en achterste superieure stekels van het ilium te vormen. Net onder deze stekels draait hij weer om de voorste en achterste inferieure stekels aan de basis van de ala te vormen.
Inferieur aan de ala wordt het ilium breder in een gebied dat bekend staat als het lichaam van het ilium. Tussen de ala en de romp bevindt zich de grote heupinkeping, een grote V-vormige inkeping in het achterste ilium die de heupzenuw door het bekken laat lopen om het been te innerviceren. Het lichaam wordt verbreed tot het sacro-iliacale gewricht aan de mediale zijde en vormt kraakbenige gewrichten met het pubis en het zitbeen ter hoogte van het acetabulum. Het acetabulum is de komvormige structuur die de kom van het heupgewricht vormt.
Histologie
Het oppervlak van het ilium is bedekt met een dun vezelig membraan dat bekend staat als het periosteum. Het periost bestaat uit dicht, onregelmatig bindweefsel en speelt een belangrijke rol bij de verbinding van de spieren met het oppervlak van het ilium. Diep onder het periost bevindt zich een laag compact bot dat botcellen bevat die ingebed zijn in een harde minerale en eiwitmatrix. Het compacte bot levert het grootste deel van de sterkte en structurele integriteit van het ilium. Het binnenste gedeelte van het ilium is gevuld met vele kolommen sponsachtig bot. Sponsachtig bot ondersteunt het omringende compacte bot zoals de liggers van een brug, terwijl er holle ruimten binnen het bot overblijven om het gewicht te verminderen. Deze ruimten zijn ook gevuld met rood beenmerg, dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van bloedcellen.
Fysiologie
Het ilium vormt en groeit tijdens de foetale ontwikkeling los van de andere heupbeenderen, het pubis en het zitbeen. Bij de geboorte blijven deze drie botten gescheiden door een dunne laag kraakbeen bij het acetabulum. Deze kraakbeenlaag biedt de botten de ruimte om onafhankelijk van elkaar te groeien voordat ze op jongvolwassen leeftijd, wanneer ze volgroeid zijn, samensmelten.
Het ilium vormt het sacro-iliacale gewricht met het heiligbeen langs de mediale zijde en vormt het bovenste uiteinde van het heupgewricht bij het acetabulum. Het sacro-iliacale gewricht is een vlak gewricht dat een lichte mate van glijden tussen het bekken en de wervelkolom mogelijk maakt. Het heupgewricht is een kogelgewricht dat een vrije bewegingsvrijheid van het bovenbeen mogelijk maakt.