Abstract
Hypothese: Allergieën zijn voorgesteld als een oorzaak of bijdragende factor van het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Als dit zo is, dan zouden de stigmata van atopie, zoals symptomen van allergische rhinitis en een hoog serum IgE, aanwezig moeten zijn bij CVS-patiënten.
Methodieken:De medische dossiers van een allergie- en immunologiekliniek werden retrospectief bekeken. Alle personen die gedurende een periode van 4 jaar een serum IgE meting hadden laten uitvoeren werden geïdentificeerd, en de allergiegeschiedenis en huidtestgegevens werden bekeken. Patiënten werden vervolgens geclassificeerd als: (a) allergische rinitis (n = 51), (b) CVS (n = 113, criteria 1992), en (c) normale personen zonder atopie, CVS of immunodeficiëntie (n = 76). De IgE-niveaus werden vergeleken tussen de groepen.
Resultaten:Een klinische voorgeschiedenis van allergische rhinitis was aanwezig bij 31% (35/113) van de CVS-personen. De IgE-niveaus van personen met allergische rinitis en de subgroep van CVS-personen met allergische rinitis bedroegen respectievelijk 392 ± 73 en 406 ± 123 IE/ml. Daarentegen hadden normale proefpersonen en CVS-personen die geen voorgeschiedenis van allergische rinitis gaven, normale IgE-niveaus van respectievelijk 49 ± 9 en 33 ± 4 Ilj/mt.
Conclusie:Atopie met klinisch gedefinieerde allergische rinitis, hoog IgE, positieve allergie huidtesten en de veronderstelde TH2 lymfocyt- IgE-mastcel-eosinofiel-as overactiviteit en onmiddellijke hypersen-gevoeligheid (Type I) immuunrespons was aanwezig bij een minderheid van CVS-personen. Hoewel atopie bij sommige CVS-patiënten kan voorkomen, is het onwaarschijnlijk dat atopie een oorzakelijke rol speelt in de pathogenese van CVS.