Door David Adam
De Israëlische stad Ashdod heeft alle kenmerken van een moderne metropool. Winkelcentra, theaters, nachtclubs, bars, veel goede scholen. Maar er is ook nog iets anders. Elk weekend, althans in normale tijden, grijpen de inwoners hun emmers, spades en quads en begeven zich naar de meest onverwachte attractie van de stad: de grootste stedelijke zandbak ter wereld.
Ashdod’s Grote Duin, tot 35 meter hoog en met de voetafdruk van een dozijn voetbalvelden, domineert de grotendeels onontwikkelde wijk 14 van de stad. Het is een van de laatste overblijfselen van het oorspronkelijke kustlandschap van de regio en niet alleen een geliefd stedelijk gespreksonderwerp, maar ook een dramatisch voorbeeld van een al lang bestaand mysterie. Hoe bizar het ook klinkt, wetenschappers weten niet zeker hoe de duinen daar zijn gekomen – of waarom er überhaupt zandduinen bestaan.
Het antwoord op die vraag ligt voor de hand: de wind blaast individuele zandkorrels tot hoopjes. Maar hoe en waarom duinen zich precies vormen zoals ze dat doen, is ons nog steeds een raadsel. Inspanningen om dit tot op de bodem uit te zoeken krijgen nu een nieuwe urgentie, en niet alleen omdat ze een oplossing zouden kunnen bieden voor wat Nathalie Vriend van de Universiteit van Cambridge een “fundamenteel natuurkundig probleem” noemt. Nu steeds meer mensen zich in woestijngebieden vestigen en delen van de wereld droger worden als gevolg van de klimaatverandering, is de race begonnen om de paden van het schuivende zand beter te voorspellen.