Het hete, rotsachtige materiaal nabij het centrum van het zonnestelsel werd gevormd tot aardse planeten met metalen kernen: Mercurius, Venus, de aarde en Mars.
En aan de koele randen ontstonden de gas- en ijsreuzen: Saturnus, Jupiter, Neptunus en Uranus.
De asteroïdengordel
De gesteenten die aan de aantrekkingskracht van de planeten ontsnapten, bleven achter als asteroïden, verspreid door het zonnestelsel zonder vaste woonplaats.
Veel van deze gesteenten draaien om de zon in een gebied tussen Mars en Jupiter dat bekend staat als de asteroïdengordel. Ze kunnen erg groot zijn – de grootste, Ceres, heeft een diameter van bijna 600 mijl.
Gregory zegt: ‘De asteroïden zijn rotsachtige brokstukken die zijn overgebleven uit het tijdperk van de planeetvorming, 4,5 miljard jaar geleden.
‘Ze zijn erg waardevol voor ons als wetenschappers, omdat ze materiaal bevatten waaruit de aarde en de andere planeten oorspronkelijk zijn gemaakt, bevroren in de tijd. De studie van deze gesteenten kan ons veel vertellen over hoe de omstandigheden waren in de schijf, toen planeten nog werden gevormd.’
De eerste vaste stoffen
Veel asteroïden in het zonnestelsel smolten al vroeg in hun geschiedenis tot een ijzeren kern en een rotsachtige mantel. Tijdens het smelten zakt het zwaardere materiaal, metaal, naar het centrum, terwijl het lichtere gesteente naar boven drijft om een korst te vormen.
De lichamen die niet zijn gesmolten, zijn een soort meteorieten die bekend staan als chondrieten – sedimentaire gesteenten die zijn gevormd in de vroege zonnenevel.
Omdat ze niet zijn gesmolten, zijn het ongerepte monsters van de oorspronkelijke vaste stoffen die zijn gevormd in de afkoelende protoplanetaire schijf. Voor wetenschappers behoren ze tot de meest waardevolle restmaterialen die we hebben.
Ze zijn ook het meest voorkomende type meteoriet dat op aarde valt.
Gregory, wiens onderzoek zich op deze gesteenten concentreert, zegt: ‘Chondrieten bevatten de eerste vaste stoffen die zich in het zonnestelsel hebben gevormd. Door ze te analyseren kunnen we achterhalen hoe oud het zonnestelsel is.
‘We kunnen de reis van 4,5 miljard jaar van de zonnenevel, naar de protoplanetaire schijf, naar het zonnestelsel dat we vandaag de dag zien, ontrafelen.
‘De aarde is uit deze nevel ontstaan, dus onze reis om de nevel te begrijpen is ook een reis van zelfontdekking. Het laat ons ons eigen thuis in de ruimte begrijpen.