Om termen en concepten op te zoeken die relevant zijn voor de bestudering van literatuur – van metafoor tot deconstructie en verder – is M. H. Abrams’s A Glossary of Literary Terms een uiterst nuttige bron. Daarin vinden we de volgende definitie van close reading: De kenmerkende procedure van een Nieuwe Criticus is explicatie, of close reading: de gedetailleerde analyse van de complexe onderlinge relaties en ambiguïteiten (meervoudige betekenissen) van de verbale en figuratieve componenten binnen een werk’ (Abrams 181).
Merk op hoe nauw Abrams close reading koppelt aan New Criticism, een wijdverbreide en volkomen gerechtvaardigde praktijk die echter voorbijgaat aan het feit dat de ‘oorspronkelijke’ close reader, I. A. Richards, geen New Critic was maar een liefhebber van wat hij praktische kritiek noemde. Merk ook op dat Abrams explicatie en close reading als synoniemen gebruikt, wat zeer logisch is aangezien een Frans equivalent van close reading explication de texte is (hoewel de Franse term microlecture – micro-lezen – de betere vertaling is van ‘close reading’).
In haar boek The Return of the Reader geeft Elisabeth Freund een andere nuttige definitie van de term: “Close reading is een manier van exegese waarbij nauwgezet aandacht wordt besteed aan de rijke complexiteit van de tekstuele betekenis die wordt weergegeven door middel van retorische middelen als ironie, ambiguïteit en paradox” (41). Freunds definitie is bijzonder nuttig omdat zij drie van de kenmerken noemt – ironie, dubbelzinnigheid en paradox – die de Nieuwe Critici van cruciaal belang achten voor de literaire taal (een andere is spanning). Maar misschien zijn het de herinneringen van de Amerikaanse deconstructivist Paul de Man aan zijn tijd als assistent-docent die ons het beste laten voelen wat het betekent om een tekst te close-readen:
Studenten mochten niets zeggen dat niet afkomstig was uit de tekst die ze bestudeerden. Ze mochten geen uitspraken doen die ze niet konden staven met een specifiek taalgebruik dat daadwerkelijk in de tekst voorkwam. Hun werd met andere woorden gevraagd om te beginnen met de teksten nauwkeurig te lezen als teksten en zich niet onmiddellijk te begeven in de algemene context van de menselijke ervaring of de geschiedenis. Veel nederiger of bescheidener moesten ze beginnen vanuit de verbijstering die zulke eigenaardige wendingen in toon, uitdrukking en vorm wel moesten opwekken bij lezers die oplettend genoeg waren om ze op te merken en eerlijk genoeg om hun onbegrip niet te verbergen achter het scherm van ontvangen ideeën dat in het literaire onderwijs vaak doorgaat voor humanistische kennis. (de Man, qtd. in DuBois 2-3)