Niet-IBM personal computers waren al in het midden van de jaren zeventig verkrijgbaar, eerst als doe-het-zelf-kits en later als kant-en-klare producten. Ze boden een paar toepassingen, maar geen die een wijdverbreid gebruik rechtvaardigden.
Trekkend op haar baanbrekende SCAMP (Special Computer, APL Machine Portable) prototype uit 1973, kondigde IBM’s General Systems Division in september 1975 de IBM 5100 Portable Computer aan. Met een gewicht van ongeveer 50 pond was de 5100 desktop computer qua opslagcapaciteit en prestaties vergelijkbaar met de IBM 1130, maar bijna net zo klein en gebruiksvriendelijk als een IBM Selectric Typewriter. Hij werd gevolgd door soortgelijke kleine computers als de IBM 5110 en 5120.
IBM’s eigen Personal Computer (IBM 5150) werd geïntroduceerd in augustus 1981, slechts een jaar nadat bedrijfsdirecteuren het groene licht hadden gegeven aan Bill Lowe, de labdirecteur in de Boca Raton, Fla., faciliteiten van het bedrijf. Hij richtte een task force op die het voorstel voor de eerste IBM PC uitwerkte. Vroege studies hadden geconcludeerd dat er niet genoeg toepassingen waren om acceptatie op brede basis te rechtvaardigen en de task force bestreed het idee dat dingen niet snel gedaan konden worden bij IBM. Een analist werd geciteerd toen hij zei dat “IBM een personal computer uitbrengen zou hetzelfde zijn als een olifant leren tapdansen”. Tijdens een bijeenkomst met topmanagers in New York beweerde Lowe dat zijn groep binnen een jaar een kleine, nieuwe computer kon ontwikkelen. De reactie: “Komt voor elkaar. Kom over twee weken terug met een voorstel.”
Lowe koos een groep van 12 strategen die de klok rond werkten om een plan uit te werken voor hardware, software, fabricage en verkoopstrategie. Het plan was zo goed doordacht dat de basisstrategie gedurende de hele productcyclus ongewijzigd bleef.
Don Estridge, destijds waarnemend laboratoriumdirecteur, bood zich aan om het project te leiden. Joe Bauman, fabrieksmanager van de fabriek in Boca Raton, bood productiehulp aan. Mel Hallerman, die aan de IBM Series/1 werkte, meldde zich met zijn softwarekennis en werd aangesteld als hoofdprogrammeur. En zo ging het verder.
Estridge besloot al vroeg dat de groep zich aan het plan moest houden om succesvol te zijn en de deadlines te halen: gebruik maken van geteste technologie van de leverancier; een gestandaardiseerd product van één model; een open architectuur; en externe verkoopkanalen voor een snelle verzadiging van de consumentenmarkt.
Het eerste ontwikkelingsteam bestond uit ongeveer een dozijn mensen, herinnert Dave Bradley zich, die de interfacecode voor het nieuwe product schreef. “Een maand lang kwamen we elke ochtend bijeen om uit te zoeken wat deze machine moest doen en ’s middags werkten we dan aan de beslissingen van die ochtend. We begonnen met het bouwen van een prototype om – tegen het einde van het jaar – naar een toen nog weinig bekend bedrijf genaamd Microsoft te brengen.” Het team haalde die deadline. De ingenieurs waren zo goed als klaar met de machine in april 1981, toen het productieteam het overnam.
De productiestrategie was om alles te vereenvoudigen, een goed plan te bedenken en niet af te wijken. Er was geen tijd om alle onderdelen te ontwikkelen en te testen. Dus werd er geshopt naar volledig functionerende en vooraf geteste subassemblages, werden deze samengevoegd en werd het eindproduct getest. Nul defecten was onderdeel van het plan.
In het kort, het ontwikkelingsteam brak alle regels. Ze gingen buiten de traditionele grenzen van productontwikkeling binnen IBM. Ze gingen voor de meeste onderdelen naar externe leveranciers, deden een beroep op externe softwareontwikkelaars voor het besturingssysteem en de toepassingssoftware, en traden op als een onafhankelijke business unit. Deze tactiek stelde hen in staat de IBM PC in 12 maanden te ontwikkelen en aan te kondigen — op dat moment sneller dan enig ander hardware produkt in de geschiedenis van IBM.
Op 12 augustus 1981 kondigde Estridge tijdens een persconferentie in de Waldorf Astoria balzaal in New York City de IBM Personal Computer aan met een prijskaartje van $1.565. Twee decennia eerder kostte een IBM computer vaak niet minder dan $9 miljoen en was er een ruimte van een kwart hectare met airconditioning en een staf van 60 mensen nodig om hem vol te houden met instructies. De nieuwe IBM PC kon niet alleen sneller informatie verwerken dan die eerdere machines, maar hij kon ook worden aangesloten op de TV thuis, spelletjes spelen, tekst verwerken en meer woorden bevatten dan een dik kookboek.
Voor de prijs van $1.565 kocht men een systeemeenheid, een toetsenbord en een kleuren/grafische voorziening. Tot de opties behoorden een beeldscherm, een printer, twee diskettestations, extra geheugen, communicatie, een speladapter en toepassingspakketten – waaronder een voor tekstverwerking. Het ontwikkelingsteam noemde hun creatie een mini-compact, voor een mini-prijs, met IBM engineering onder de motorkap.
De systeemeenheid werd aangedreven door een Intel 8088 microprocessor die werkte met snelheden gemeten in miljoensten van een seconde. Het had de afmetingen van een draagbare typemachine en bevatte 40K leesgeheugen en 16K gebruikersgeheugen, alsmede een ingebouwde luidspreker voor het genereren van muziek. De vijf uitbreidingssleuven konden worden gebruikt om zaken als uitgebreid geheugen, display- en afdrukeenheden en spel-“paddles” aan te sluiten.
Het toetsenbord, dat 83 toetsen bevatte, was met het toestel verbonden via een spiraalkabel van anderhalve meter, zodat de gebruikers het op hun schoot of op het bureaublad konden leggen zonder de rest van het systeem te verplaatsen. Het bevatte ook voor die tijd geavanceerde functies als een numeriek toetsenbord en 10 speciale toetsen waarmee gebruikers tekst konden schrijven en bewerken, rekeningen konden uitrekenen en gegevens konden opslaan.
Opties waren:
- Een printer die in twee richtingen kon afdrukken met 80 tekens per seconde in 12 verschillende tekenstijlen, en ook zichzelf kon controleren op storingen en een “out-of-paper”-signaal kon geven.
- Een kleuren/grafische monitor met 16 voorgrond- en achtergrondkleuren en 256 tekens voor teksttoepassingen. De graphics waren in vier kleuren.
- Meerdere 32K en 64K geheugenkaarten die in de optionele slots konden worden gestoken om het geheugen te vergroten tot 256K.
Nood aan nieuwe kanalen om deze nieuwe computers te distribueren, wendde IBM zich tot ComputerLand; Sears, Roebuck and Co.; en IBM Product Centers om de IBM PC beschikbaar te maken voor een zo breed mogelijke groep klanten.
De respons op de aankondiging was overweldigend. Een dealer kreeg 22 klanten over de vloer die een aanbetaling van $1.000 deden op de machines waarvoor hij geen leverdatum kon beloven. Tegen het einde van 1982 tekenden gekwalificeerde detailhandelaars in om de nieuwe machine te verkopen met een snelheid van één per dag, terwijl de verkoop in feite elke werkdag een systeem per minuut bereikte. Het tijdschrift Newsweek noemde het “IBM’s daverend succes”, en de New York Times zei: “De snelheid en de mate waarin IBM succes heeft gehad heeft velen verrast, IBM zelf incluis.”