Het Boek Ezechiël, ook wel De Profetie van Ezechiël genoemd, is een van de belangrijkste profetische boeken van het Oude Testament. Volgens de data in de tekst ontving Ezechiël zijn profetische roeping in het vijfde jaar van de eerste deportatie naar Babylonië (592 v. Chr.) en was hij actief tot ongeveer 570 v. Chr. Het grootste deel van deze tijd werd doorgebracht in ballingschap.
De literaire geschiedenis van het boek is veelbesproken, maar de uiteindelijke vorm vertoont een drieledig thema: bedreigingen tegen Juda en Jeruzalem (hoofdstukken 1-25), bedreigingen tegen vreemde naties (hoofdstukken 25-32), en profetieën van herstel en hoop (hoofdstukken 33-44). De data die door het hele boek heen worden gegeven geven aan dat deze ordening van materiaal ruwweg overeenkomt met de chronologische ontwikkeling van Ezechiëls bediening (hoewel de ordening ook een drievoudig eschatologisch thema suggereert dat sommige geleerden ertoe heeft gebracht de traditionele data in twijfel te trekken). De bedreigingen tegen Juda en Jeruzalem behoren tot de periode vanaf Ezechiëls roeping (593 v. Chr.) tot de val van Jeruzalem (586 v. Chr.); de bedreigingen tegen de vreemde naties behoren tot de periode onmiddellijk na de val (586-585 v. Chr.); en de profetieën over het herstel behoren tot de periode daarna. Het meeste materiaal is ongetwijfeld authentiek, al zijn er enkele latere toevoegingen te bespeuren.
Het boek is waardevol voor het begrijpen van het leven van de ballingen van Babylon. Afgesneden van Jeruzalem en zijn Tempel, waar alleen Jahweh woonde en kon worden aanbeden, werden de gedeporteerden geconfronteerd met een crisis in geloof en praktijk. Ezechiël trachtte zijn mede-ballingen te steunen door te trachten hun traditionele godsdienstige overtuigingen levend te houden en door een geest van eenheid met elkander te bevorderen. Zijn profetieën deden veel om het idee te ontkrachten dat Jahweh uitsluitend in Jeruzalem woonde; hij benadrukte het belang van individuele verantwoordelijkheid, en hij drong erop aan dat de sabbat werd geheiligd door te stoppen met werken – want de heiligheid van de dag was een speciaal teken van Jahweh’s relatie met zijn volk. Door trouw te zijn, werd de ballingen beloofd dat Israël hersteld zou worden.