Combat stress reaction is een psychische stoornis die voor het eerst gedocumenteerd werd in de tweede helft van de 19e eeuw. Maar pas in de Eerste Wereldoorlog, toen mannen de gruwelijke beproevingen van de loopgravenoorlog moesten doorstaan, werd de term “shellshocked” bedacht. Veel soldaten met shellshock ontwikkelden toen wat nu posttraumatische stressstoornis wordt genoemd (hoewel de term pas in 1983 werd gedefinieerd) of acute stressstoornis. De heersende opvatting was dat deze mannen, die vaak geen fysiek trauma hadden opgelopen, lafaards waren. Het Britse leger creëerde de PIE (proximity, immediacy, and expectancy) principes om zulke mannen snel terug naar de loopgraven te krijgen waar altijd mankracht nodig was. Het werd zelden gezien als een echte psychiatrische aandoening, wat twee gevolgen had. Ten eerste ontwikkelden veel soldaten zich van shell shock tot posttraumatische stress-stoornis en ten tweede werden meer dan 150 soldaten door het Britse leger geëxecuteerd wegens “lafheid” terwijl ze in de greep van de ziekte waren. De diagnose “shell shock” werd steeds vaker gesteld naarmate de oorlogen groter en meer gemechaniseerd werden in de loop van de 20e eeuw. De behandeling van dergelijke patiënten door psychiaters was aanvankelijk primitief en werd beïnvloed door de tijdgeest dat dergelijke militairen niet ziek waren, omdat men tot aan de Grote Oorlog nog nooit met zo’n wijdverbreide verspreiding van geestelijke gezondheidsproblemen was geconfronteerd. Deze varieerden van het voorschrijven van melk tot lobotomieën. Begrijpen hoe “shell shock” werd begrepen en behandeld en leren van de fouten die toen werden gemaakt, is nog steeds van belang voor de behandeling van onze patiënten vandaag.