English Exampe Sentences, 50 voorbeelden van eenvoudige zinnen
1.Ze studeert geen Duits op maandag.
2.Woont ze in Parijs?
3.Hij geeft geen wiskundeles.
4.Katten hebben een hekel aan water.
5.Ieder kind lust wel een ijsje.
6.Mijn broer zet het vuilnis buiten.
7.De cursus begint volgende week zondag.
8.Ze zwemt elke ochtend.
9.Ik doe de afwas niet.
10.We zien ze elke week.
11.Ik hou niet van thee.
12.Wanneer vertrekt de trein meestal?
13.Ze vergeet altijd haar portemonnee.
14.Je hebt geen kinderen.
15.Ik en mijn zus zien elkaar niet meer.
16.Ze gaan morgen niet naar school.
17.Hij speelt graag basketbal.
18.Hij gaat naar school.
19.De aarde is bolvormig.
20.Julie praat heel snel.
21.De hond van mijn broer blaft veel.
22.Speelt hij tennis?
23.De trein vertrekt elke ochtend om 18.00 uur.
24.Water bevriest bij 0°C
25.Ik ben dol op mijn nieuwe huisdieren.
26.We drinken elke ochtend koffie.
27.Mijn vader werkt nooit in het weekend.
28.Ze geeft geen scheikundeles.
29.Ik hou wel van mijn nieuwe huisdieren.
30.Mary poetst haar tanden twee keer per dag.
31.Hij rijdt naar zijn werk.
32.Mary houdt van koken.
33.Ze houdt van bananen.
34.Mijn moeder liegt nooit.
35.Je luistert niet naar me.
36.Ik ren elke ochtend vier mijl.
37.Ze spreken Engels op het werk.
38.De trein vertrekt niet om 12 uur.
39.Ik heb op dit moment geen geld.
40.Praten ze veel?
41.Morgenvroeg ga ik eerst een ochtendwandeling maken.
42.Drinkt ze koffie?
43.Je rent naar het feest.
44.Je hebt nog wat schoolwerk te doen.
45.Ze gebruikt geen computer.
46.Het sneeuwt veel in de winter in Rusland.
47.Wij wonen in Texas.
48.Je gaat elke zomer op vakantie.
49.Hou je van spaghetti?
50.Mijn dochter doet de was.