Een tegenwoordig deelwoord is een werkwoord in de “-ing” vorm. Het kan op drie manieren gebruikt worden:
- Met het hulpwerkwoord to be. Voorbeeld: Ik leg het gebruik van het tegenwoordig deelwoord uit.
- Als bijvoeglijk naamwoord. Voorbeeld: De slopende training putte me uit.
- In een zinsdeel. Voorbeeld: Bij het instappen in de bus, struikelde de passagier en viel. (“In de bus stappen” is een zinsdeel dat de passagier beschrijft.)
De “-ing”-vorm van een werkwoord wordt een gerundium genoemd als het als zelfstandig naamwoord fungeert. Als zelfstandig naamwoord kan het gerundium onderwerp, lijdend of lijdend voorwerp, of voorwerp van een voorzetsel zijn. Het is belangrijk om een onderscheid te kunnen maken tussen een gerundium en een tegenwoordig deelwoord in het Engels, omdat de vorm van een gerundium in een andere taal vaak anders is dan die van het tegenwoordig deelwoord. Hier volgen enkele voorbeelden van gerundiums:
- Ik denk erover naar het concert te gaan (denken = tegenwoordig deelwoord; gaan=gerund, voorwerp van het voorzetsel “over”)
- Lezen is mijn favoriete hobby. (lezen = onderwerp)
- Ze houdt zo van zingen. (zingen = lijdend voorwerp)
Een voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die volgt op een hulpwerkwoord. Het voltooid deelwoord kent vele vormen: geschreven, gezegd, gekookt, weg, geweest, enz. Hier volgen enkele voorbeelden met de hulpwerkwoorden to have en to be:
- Ik ben vaak in Duitsland geweest. (voltooid tegenwoordige tijd)
- De klas had de stof al bestudeerd. (voltooid verleden tijd)
- Ik had leren skiën, maar nu ben ik alles vergeten wat ik wist. (Verleden tijd en tegenwoordige tijd)
- Ze zeggen dat de geschiedenis wordt geschreven door de winnaars. (Passieve stem met to be)
- Hoe laat zal het werk klaar zijn? (Passieve stem met to be)
Ten slotte kan het voltooid deelwoord ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt:
- De verwarde man liep de verkeerde kant op.
- Ze eet wel gekookte sperziebonen, maar geen rauwe.