Er was nog nooit zoiets gebouwd als de Eiffeltoren; hij was twee keer zo hoog als de koepel van de Sint Pieter in Rome of de Grote Piramide van Gizeh. In tegenstelling tot dergelijke oudere monumenten werd de toren in slechts ongeveer twee jaar (1887-89) gebouwd, met een klein aantal arbeidskrachten en tegen geringe kosten. Gebruikmakend van zijn geavanceerde kennis van het gedrag van metalen boog- en metaalspantvormen onder belasting, ontwierp Eiffel een lichte, luchtige, maar sterke constructie die de voorbode was van een revolutie in de civiele techniek en het architectonisch ontwerp. En toen het op 15 mei 1889 voor het publiek werd geopend, bleek het uiteindelijk ook esthetisch te kloppen.
De Eiffeltoren staat op vier vakwerkpijlers die naar binnen taps toelopen en samen één grote verticale toren vormen. Bij het naar binnen buigen zijn de pijlers met elkaar verbonden door netwerken van liggers op twee niveaus die uitzichtplatforms voor toeristen bieden. De vier halfronde bogen aan de voet van de toren zijn daarentegen zuiver esthetische elementen die geen structurele functie hebben. Vanwege hun unieke vorm, die deels uit technische overwegingen, maar deels ook door Eiffels artistieke gevoel was ingegeven, moesten de pijlers liften in een bocht omhoog laten gaan; de door de Otis Elevator Company uit de Verenigde Staten ontworpen machines met glazen kooien werden een van de belangrijkste kenmerken van het gebouw, waardoor het mede een van ’s werelds belangrijkste toeristische attracties werd.
De toren zelf is 300 meter (984 voet) hoog. Hij rust op een voetstuk van 5 meter hoog en een televisie-antenne boven op de toren geeft hem een totale hoogte van 324 meter. De Eiffeltoren was het hoogste bouwwerk ter wereld tot de bouw van het Chrysler Building in New York City in 1929.
Gebruik een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Abonneer u nu