Dr Oliver Tearle’s commentaar op ‘Dover Beach’ van Matthew Arnold
‘Dover Beach’ is een van de bekendste en meest geliefde van de Victoriaanse gedichten, en het meest gebloemleesde gedicht van een Victoriaanse figuur wiens poëtische productie aanzienlijk kleiner was dan die van veel van zijn tijdgenoten, zoals Alfred, Lord Tennyson of Robert Browning. De tijd is Matthew Arnold ook niet erg gunstig gezind geweest: de gedichten waarvoor hij in de populaire verbeelding wordt herinnerd, blijven meestal beperkt tot ‘The Scholar-Gipsy’, ‘To Marguerite: Continued’, ‘Shakespeare’, en – het meest van al – ‘Dover Beach’, dat al aan veel kritische analyse is onderworpen. Hier is Arnolds ‘Dover Beach’, het gedicht dat een tijdperk samenvat, samen met een paar woorden over de taal en de betekenis ervan.
De zee is kalm vannacht.
Het is vloed, de maan staat mooi
Op de zeestraat; – op de Franse kust schijnt het licht
en is het weg; de kliffen van Engeland staan,
Glimmer en uitgestrekt, in de stille baai.
Kom bij het raam, zoet is de nachtlucht!
Alleen, van de lange lijn van nevel
Waar de zee het maan geblindeerde land ontmoet,
Luister! hoor je het raspende gebrul
van kiezelstenen die de golven terugtrekken, en weggooien,
bij hun terugkeer, het hoge strand op,
beginnen, en ophouden, en dan weer beginnen,
met bevende cadans langzaam, en brengen
de eeuwige noot van droefheid binnen.
Sophocles hoorde het lang geleden
Op de Egeïsche Zee, en het bracht
In zijn gedachten de troebele eb en vloed
Van menselijke ellende; wij
Vinden ook in de klank een gedachte,
Horen het aan deze verre noordelijke zee.
De Zee des Geloofs
was ook eens vol, en rond de kust der aarde
Lagde als de plooien van een heldere gordel omgeslagen.
Maar nu hoor ik slechts
haar weemoedig, lang, terugtrekkend gebrul,
terugtrekkend, naar de adem
van de nachtwind, langs de uitgestrekte randen somber
En naakte dakpannen van de wereld.
Ach, liefde, laten we elkaar trouw
zijn! want de wereld, die voor ons schijnt te liggen als een land van dromen,
Zo verschillend, zo mooi, zo nieuw,
Hebt werkelijk noch vreugde, noch liefde, noch licht,
Nog geen zekerheid, noch vrede, noch hulp voor pijn;
En wij zijn hier als op een duistere vlakte
Gewiegd met verwarde alarmen van strijd en vlucht,
Waar onwetende legers ’s nachts slaags raken.
Hoewel ‘Dover Beach’ pas in 1867 voor het eerst werd gepubliceerd, is het eigenlijk al veel eerder geschreven: de precieze datum is niet bekend, maar de meest waarschijnlijke compositiedatum ligt in het begin van de jaren 1850. De in het gedicht beschreven gebeurtenis is dan ook waarschijnlijk Arnolds huwelijksreis – die inderdaad plaatsvond in Dover in Kent.
Samengevat richt de (mannelijke) spreker zich in ‘Dover Beach’ tot zijn geliefde (‘Ah, love, let us be true / To one another!’), in wat bijna een dramatische monoloog lijkt (zie de gebaren en zinnen van de spreker die ons eraan herinneren waar hij is en wat hij aan het doen is: ‘Come to the window’, ‘Listen!’). Matthew Arnolds spreker kijkt uit over de zee vanaf zijn uitkijkpunt in Dover aan de zuidkust van Engeland, het dichtst bij het vasteland van Europa (‘on the French coast the light / Gleams and is gone’), en overdenkt de kalmte van de zee en de sereniteit van alles. Hij is zo dicht bij Frankrijk (van Dover naar Calais is het maar zo’n 20 mijl), dat hij zelfs de lichten aan de Franse kust kan zien in de heldere nachtlucht.
Hij bedenkt dat er onder dit vernisje van kalmte iets vluchtigers en verontrustenders schuilgaat: ‘het raspende gebrul / Van kiezelstenen die de golven terugtrekken, en smijten, / Bij hun terugkeer, het hoge strand op’. Dit klinkt als een eenvoudige beschrijving van de golven die de kiezelstenen op het kiezelstrand heen en weer gooien, maar daarachter schuilt de geologische fascinatie van de Victorianen voor kiezelstenen, schelpen en andere overblijfselen uit het verre verleden van de aarde. Geologie was al een belangrijk gespreksonderwerp voor de Victorianen sinds het verschijnen van Charles Lyell’s Principles of Geology in 1830-33 (dit was enkele jaren voordat Victoria in 1837 op de troon kwam).
De kiezelstenen kunnen dus meer zijn dan windowdressing (als het ware) voor Arnolds gedicht: ze kunnen een indirecte verwijzing zijn naar de wetenschap van de geologie die zoveel had gedaan om het geloof van veel Victorianen in het Bijbelse scheppingsverhaal te ondermijnen (zie bijvoorbeeld John Ruskins opmerking over ‘those dreadful hammers’).
Hoe dan ook, terug naar Arnold bij dat raam, die met zijn geliefde naar het strand van Dover staart en het tafereel analyseert. De beweging van de golven hier in het Engelse Kanaal deden Arnold denken aan de ‘eb en vloed’ van de getijden in een andere zee, de Egeïsche Zee (bij Griekenland), en een andere tijd in de menselijke geschiedenis: Sophocles was een van de grote tragici van het oude Griekenland (beroemd door het schrijven van Oedipus Rex), en leefde meer dan twee millennia vóór Arnold, maar toch hoorde ook Sophocles de ‘cadans’ van de beweging van de zee en werd hij in gedachten gebracht door de menselijke conditie.
Waarom Sophocles? Arnold noemt hem waarschijnlijk niet alleen omdat hij tragedies schreef, maar ook omdat hij voorchristelijk was, leefde in de vijfde eeuw voor Christus, ruim 400 jaar voor Christus. Arnold denkt na over de terugtrekking van de ‘Sea of Faith’, en voor hem (zoals voor alle Victorianen) betekent dit een terugtrekkende zee van christelijk geloof.
Zoals reeds vermeld, trokken geologische ontdekkingen in de negentiende eeuw de waarheidsgetrouwheid van de bijbel in twijfel, maar ook de bredere filosofische discussies die gaande waren droegen bij aan dit groeiende gevoel van religieuze twijfel onder de Victoriaanse christenen: zo’n vijftig jaar eerder had Thomas Paine in The Age of Reason de bijbel bekritiseerd en de interne inconsistenties ervan blootgelegd, waarbij Paine concludeerde dat er geen basis was om te geloven dat de bijbel letterlijk het woord van God zou zijn. Kortom, tegen de jaren 1850, toen Arnold ‘Dover Beach’ zou hebben geschreven, waren er vele redenen waarom een christen zou kunnen twijfelen aan zijn of haar eigen geloof.
Dus, de ‘Zee van Geloof’ is zich aan het terugtrekken. Welke hoop is er nog voor de mensheid? Arnold roept zijn pasgetrouwde vrouw op tot solidariteit en trouw: als we geen vertrouwen kunnen hebben in religie, kunnen we wel vertrouwen hebben in elkaar, in menselijk kameraadschap en liefde. Het is mogelijk dat Arnolds sombere visie op een (potentieel) goddeloze wereld beïnvloed is door Tennysons beroemde voorstelling van een sombere wereld – van ‘Nature red in tooth and claw’ – in zijn populaire gedicht In Memoriam uit 1850. Interessant is dat Tennysons ‘dinosauruscantos’ ook lijken te eindigen met een smeekbede aan de mens om troost te vinden in elkaar, waarbij zijn ‘achter de sluier’ impliceert dat huwelijk en liefde ons zullen troosten tegen ons verlies van geloof in een goddelijk plan voor onze toekomst en welzijn.
Er zijn verschillende problemen met Arnolds analogie van de ‘Zee van Geloof’ als we die nader analyseren of te letterlijk opvatten. Zo impliceert Arnold dat de Egeïsche Zee getijden kent (zie de ‘eb en vloed’), terwijl de Middellandse Zee slechts zeer beperkte getijden kent. Ook wanneer Arnold het afnemend geloof van de mens in God vergelijkt met de eb van de zee, suggereert hij (wellicht onbedoeld) dat dit verlies van geloof slechts tijdelijk zal zijn: het getij stroomt immers weer binnen, en dan weer buiten, en dan weer binnen, in een eindeloze beweging van eb en vloed. Waarom zouden we wanhopen, als de zich terugtrekkende Zee van Geloof, net als de getijden, na verloop van tijd weer terugkomt?
Misschien is dit een over-analyse van het gedicht; misschien is het een verwarring tussen Matthew Arnold zelf en zijn spreker, die voor het raam staat en naar het strand van Dover kijkt. Maar feit blijft dat ‘Dover Beach’ een groot Victoriaans gedicht is, een van Arnolds beste, en een belangrijk gedicht om mee te worstelen, te lezen, te bespreken, te analyseren en te overwegen als het gaat om Victoriaanse reacties op geloof en twijfel.
Je kunt Anthony Hecht’s ‘reactie’ op Arnolds gedicht, ‘The Dover Bitch’, hier lezen. Het gedicht beschouwt hoe dit alles kan hebben geleken op Arnold’s metgezel. Klik hier voor meer informatie over het leven van Matthew Arnold.
De auteur van dit artikel, Dr Oliver Tearle, is literair criticus en docent Engels aan de Loughborough University. Hij is de auteur van, onder andere, The Secret Library: A Book-Lovers’ Journey Through Curiosities of History en The Great War, The Waste Land and the Modernist Long Poem.
Image: Matthew Arnold cartoon door Frederick Waddy, 1872; Wikimedia Commons.