Eed van Hippocrates, ethische code toegeschreven aan de oude Griekse arts Hippocrates, door de eeuwen heen aangenomen als een leidraad voor het gedrag van de medische beroepsgroep en nog steeds gebruikt bij de diploma-uitreikingen van veel medische scholen. Hoewel weinig bekend is over het leven van Hippocrates – en zelfs niet of hij de enige arts was die deze naam gebruikte – zijn er tot in de moderne tijd manuscripten bewaard gebleven, de zogenaamde Hippocratische Verzameling (Corpus Hippocraticum). De verzameling bevatte niet alleen informatie over medische zaken, maar ook een code van beginselen voor de leraren in de geneeskunde en voor hun studenten. Deze code, of een fragment daarvan, is in verschillende versies doorgegeven aan generaties van artsen als de eed van Hippocrates.
De eed dicteert de verplichtingen van de arts tegenover studenten geneeskunde en de plichten van leerling tegenover leraar. In de eed belooft de arts alleen heilzame behandelingen voor te schrijven, naar zijn vermogen en oordeel; zich te onthouden van het veroorzaken van schade of letsel; en een voorbeeldig persoonlijk en beroepsleven te leiden.
De tekst van de Eed van Hippocrates (ca. 400 v. Chr.) die hieronder wordt gegeven is een vertaling uit het Grieks door Francis Adams (1849). Het wordt beschouwd als een klassieke versie en verschilt van de hedendaagse versies, die regelmatig worden herzien en herzien om aan te sluiten bij veranderingen in de moderne medische praktijk.
Ik zweer bij Apollo de geneesheer, en Aesculapius, en Gezondheid, en Al-heil, en alle goden en godinnen, dat ik, naar mijn vermogen en inzicht, deze eed en deze bepaling zal nakomen-om hem die mij deze Kunst heeft geleerd mij even dierbaar te achten als mijn ouders, mijn bezit met hem te delen, en zijn noden te lenigen indien nodig; om zijn nakomelingen op dezelfde voet te beschouwen als mijn eigen broers, en om hen deze Kunst te leren, als zij het wensen te leren, zonder vergoeding of beding; en dat ik door voorschrift, lezing en elke andere wijze van onderricht, kennis van de Kunst zal overdragen aan mijn eigen zonen, en die van mijn leraren, en aan discipelen gebonden door een beding en eed volgens de wet van de geneeskunde, maar aan niemand anders. Ik zal dat regime volgen dat ik, naar mijn vermogen en oordeel, voor het welzijn van mijn patiënten acht, en mij onthouden van alles wat schadelijk en onheilzaam is. Ik zal niemand desgevraagd een dodelijk geneesmiddel geven, noch een dergelijk advies geven; en evenmin zal ik een vrouw een pessarium geven om abortus te veroorzaken. Met zuiverheid en heiligheid zal ik mijn leven leiden en mijn kunst beoefenen. Ik zal geen personen snijden die onder de steen werken, maar zal dit overlaten aan mannen die dit werk beoefenen. In welke huizen ik ook kom, ik zal er binnengaan ten bate van de zieken, en mij onthouden van elke vrijwillige daad van onheil en corruptie; en verder van het verleiden van vrouwen of mannen, van vrijen en slaven. Wat ik, al dan niet in verband met mijn beroepsuitoefening, in het leven van de mensen zie of hoor, waarover in het buitenland niet mag worden gesproken, zal ik niet bekendmaken, omdat ik vind dat dit alles geheim moet worden gehouden. Zolang ik mij aan deze eed houd, moge het mij vergund zijn van het leven te genieten en de kunst uit te oefenen, die door alle mensen, in alle tijden, wordt gerespecteerd! Maar mocht ik in overtreding zijn en deze eed schenden, moge het omgekeerde mijn lot zijn!