De Hindoe Kalender
Het Jaar
De Hindoe kalender is gebaseerd op maanmaanden die overeenkomen met de maanstanden. In een jaar zijn er twaalf maanden van 29,5 dag, goed voor een totaal van 354 dagen. Het tekort betekent dat de datum van elk festival elk jaar 11 dagen naar achteren schuift. Om dit te corrigeren wordt ongeveer eens in de drie jaar een extra schrikkelmaand toegevoegd. De Hindoekalender is dus maan-zonnekalender, met een precieze maand en een benaderend jaar.
Het jaar – dat begint met Makara Sankranti, de intrede van de zon in Steenbok – is verdeeld in twee helften en zes seizoenen. Er zijn verschillende manieren om het nieuwe jaar te berekenen; de meest gebruikelijke is de dag na de nieuwe maan in de maand Chaitra of, in Gujarat, de dag na de nieuwe maan van Diwali. Verschillende tijdperken worden gebruikt om de jaren te nummeren; de meest gebruikelijke zijn het Vikrami-tijdperk, dat begint met de kroning van koning Vikram-aditya in 57 v. Chr. en het Shaka-tijdperk, dat telt vanaf 78 n. Chr. In rituelen kondigt de priester vaak de data aan volgens KaliYuga, (zie Kala: Tijd). Voor deze drie systemen komt het jaar 2000 overeen met respectievelijk 2057, 1922, en 5102, hoewel over het laatste cijfer enige discussie bestaat.
Het diagram toont het Hindoejaar, met maanden en de bijbehorende festivals. Het is enigszins benaderend, omdat de exacte data jaarlijks veranderen ten opzichte van de Gregoriaanse kalender – met een maand tussen de vroegst en laatst mogelijke datum. Enkele festivals worden alleen door de zon bepaald, en hun Gregoriaanse data zijn elk jaar hetzelfde (of binnen een dag).
De maand
Binnen elke maand zijn er twee “veertien dagen”, elk bestaande uit 15 “maan-dagen”. Hoewel de dagen van de zon en de maan technisch gezien op verschillende tijdstippen beginnen, wordt aan elke dag van de zon een bepaalde dag van de maan toegekend, genummerd van één tot vijftien, hetzij van de heldere twee weken (wassende maan) of van de donkere twee weken (afnemende maan). Maanden hebben een gemiddelde van 29,5 dagen, dus af en toe valt er een dag weg. In een maand kan bijvoorbeeld de vierde dag van de wassende maan gevolgd worden door de zesde.
Er zijn twee hoofdkalenders. In Noord-India begint de maand meestal met volle maan, in Zuid-India met nieuwe maan. Feestdagen zullen nog steeds op dezelfde dag vallen, of zeer dicht bij elkaar, maar de naam van de maand kan anders zijn. Zo valt Krishna’s verjaardag op de achtste dag van de donkere maan; in het Noorden is dit in de maand Bhadra; in het Zuiden in Shravana.
De week
De week is verdeeld in zeven dagen, die elk overeenkomen met een van de zeven planeten, precies zoals in het Westen. Geen enkele dag is bijzonder, maar elke dag is verbonden met een specifieke godheid. Maandag wordt bijvoorbeeld vaak geassocieerd met Shiva en dinsdag met Hanuman. Hindoes kunnen op de desbetreffende dag van de week vasten en gebeden opzeggen om een bepaalde godheid aan te roepen.
De dag
De dag begint meestal bij zonsopgang, of net daarvoor, afhankelijk van welke astronomische en astrologische systemen worden gebruikt. De dag is verdeeld in 15 muhurtas, elk van ongeveer 48 minuten, en de nacht is op dezelfde manier verdeeld. Traditioneel reciteren brahmana’s de Gayatri mantra bij zonsopgang, op het middaguur en bij zonsondergang, omdat deze als bijzonder belangrijke momenten van de dag worden beschouwd. De eerste twee muhurtas (ongeveer een uur) van de ochtend voor zonsopgang worden als het meest gunstig beschouwd, vooral voor spirituele oefeningen.