De menselijke weerstand tegen zelfreflectie
Maar dit kan slechts het begin zijn van de uitleg van Socrates, want het leidt tot verdere vragen. Waarom zou Aristophanes op deze manier over Socrates hebben geschreven? Deze laatste moet in 423, toen Wolken werd geproduceerd, een bekende figuur zijn geweest, want Aristophanes schreef gewoonlijk over figuren die al bekend waren bij zijn publiek, en dreef daar de spot mee. Bovendien, als, zoals Socrates beweert, veel van zijn juryleden hem hadden horen discussiëren en dus zelf konden bevestigen dat hij niet studeerde of anderen onderwees over wolken, lucht en andere dergelijke zaken en geen honorarium aannam zoals de sofisten deden, waarom stemden zij dan niet met een overweldigende meerderheid om hem vrij te spreken van de aanklacht?
Socrates geeft antwoord op deze vragen. Lang voordat Aristophanes over hem schreef, had hij al een reputatie opgebouwd onder zijn medeburgers omdat hij zijn dagen doorbracht met het vervullen van zijn goddelijke opdracht om hen aan een kruisverhoor te onderwerpen en hun zelfverzekerd geloof dat zij kennis bezaten over de belangrijkste zaken, te doorprikken. Socrates vertelt de juryleden dat hij door zijn onderzoekingen een bittere les over zijn medeburgers heeft geleerd: niet alleen bezitten zij niet de kennis die zij beweren te bezitten, maar zij nemen het hen kwalijk dat zij daarop worden gewezen, en zij haten hem omdat hij volhoudt dat zijn bedachtzame levenswijze en zijn loochening van kennis hem superieur maken aan hen. De enigen die plezier beleven aan zijn conversatie zijn de jongeren en de rijken, die de vrije tijd hebben om hun dagen met hem door te brengen. Deze mensen imiteren hem door hun eigen kruisverhoren van hun ouderen uit te voeren. Socrates geeft dus toe dat hij in zekere zin de ene generatie tegen de andere heeft opgezet, en daarmee maakt hij duidelijk waarom sommige juryleden er op grond van hun eigen kennismaking met hem van overtuigd kunnen zijn geweest dat hij de jeugd van de stad heeft gecorrumpeerd.
Een van de meest subtiele onderdelen van Socrates’ verklaring voor de haat die hij heeft gewekt, is zijn opmerking dat mensen de schaamte verbergen die zij voelen wanneer zij niet in staat zijn zijn destructieve argumenten van hem te weerstaan. Zijn reputatie als corrupter van de jeugd en als sofist en atheïst wordt in stand gehouden omdat het de mensen een schijnbaar redelijke verklaring geeft voor hun haat tegen hem. Niemand zal zeggen: “Ik haat Socrates omdat ik zijn vragen niet kan beantwoorden, en hij mij voor schut zet tegenover de jongeren.” In plaats daarvan verbergen de mensen hun schaamte en de werkelijke bron van hun woede door zich te beroepen op de algemene indruk dat hij het soort filosoof is dat de traditionele godsdienst in twijfel trekt en de mensen retorische trucs leert waarmee slechte argumenten er goed uit kunnen zien. Deze manieren om de bron van hun haat te verbergen zijn des te krachtiger omdat ze op zijn minst een kern van waarheid bevatten. Socrates is, zoals zowel Plato als Xenophon bevestigen, een man die graag argumenteert: in dat opzicht is hij als een sofist. En zijn opvatting van vroomheid, zoals blijkt uit zijn toewijding aan het orakel van Delphi, is hoogst onorthodox: in dat opzicht is hij als degenen die het bestaan van de goden ontkennen.
Socrates meent dat deze haat, waarvan de werkelijke bron zo pijnlijk is om te erkennen, een cruciale rol heeft gespeeld in Meletus, Anytus en Lycon om voor de rechtbank tegen hem naar voren te komen; het maakt het ook zo moeilijk voor veel leden van de jury om te erkennen dat hij de hoogste motieven heeft en zijn stad een grote dienst heeft bewezen. Aristophanes’ bespotting van Socrates en de gerechtelijke aanklacht tegen hem zouden onmogelijk tot zijn proces of veroordeling hebben kunnen leiden, ware het niet dat er iets in een groot aantal van zijn mede Atheners was dat van hem af wilde zijn. Dit is een thema waar Socrates verschillende keren op terugkomt. Op een bepaald moment vergelijkt hij zichzelf met een horzel die van de god de opdracht heeft gekregen een groot en traag paard te roeren. Let op wat dit inhoudt: de beet van de vlieg kan niet anders dan pijnlijk zijn, en het is niet meer dan normaal dat het paard niets liever wil dan de vlieg doden. Nadat de jury voor de doodstraf heeft gestemd, zegt Socrates hun dat hun motief is geweest dat zij een verdediging van hun leven hebben willen vermijden. Iets in mensen verzet zich tegen zelfonderzoek: ze willen geen antwoord geven op diepe vragen over zichzelf, en ze hebben een hekel aan degenen die hen overhalen om dat niet of slecht te doen. Socrates denkt dat alle mensen, op een enkeling na, zich zullen afzetten tegen degenen die serieuze morele reflectie in hen proberen te stimuleren. Daarom denkt hij dat zijn proces niet louter het resultaat is van ongelukkige gebeurtenissen – een misverstand veroorzaakt door het werk van een populaire toneelschrijver – maar het resultaat van psychologische krachten diep in de menselijke natuur.