Boek Hosea, ook gespeld als Osee, het eerste van de 12 oudtestamentische boeken die de namen dragen van de Kleine Profeten, in de Joodse canon beschouwd als één boek, De Twaalf. Volgens het opschrift begon Hosea zijn profetische activiteit tijdens de regering van Jeroboam II (ca. 786-746 v. Chr.). Zijn profetische aankondigingen geven aan dat hij actief was tot dicht bij de val (721 v. Chr.) van het noordelijke koninkrijk Israël, het toneel van zijn gehele bediening.
De tekst is nogal corrupt en bevat moeilijke interpretatieproblemen. De barmhartigheid van Jahweh voor Israël is echter over het algemeen het overheersende thema. Israël, dat “de hoer gespeeld” heeft met Kanaänitische riten en gebruiken, zal zeker Jahwehs toorn ondervinden, maar niet voor altijd. Jahweh zal Israël verwelkomen als een echtgenoot die een ontrouwe vrouw terugneemt.
Het eerste hoofdstuk van Hosea is een biografisch verslag van het huwelijk van de profeet met Gomer, een vrouw van hoererij; het derde hoofdstuk is een autobiografisch verslag van een huwelijk met een overspelige vrouw. Of het tweede verslag Hosea’s eigen verslag is van het huwelijk waarvan in hoofdstuk 1 verslag wordt gedaan of dat het verwijst naar een tweede huwelijk (hertrouwen met Gomer?) is veel besproken. Wat het antwoord ook is, deze twee verslagen zijn symbolisch voor Jahweh’s liefde voor Israël, en geven een beeld van Jahweh’s bereidheid om zijn verbondsrelatie met zijn volk te vernieuwen, ondanks hun overspelige deelname aan de Kanaänitische godsdienst.
Het boek heeft een lange geschiedenis van vorming en overlevering. Veel van het materiaal, in mondelinge vorm, gaat terug op Hosea zelf. De verzameling van gezegden en afzonderlijke verslagen is echter waarschijnlijk op een veel later tijdstip in Juda tot stand gekomen.