Angressief gedrag is een zeer ernstig probleem voor kinderen met autisme spectrum stoornissen (ASS). Er zijn weinig klinische gegevens die aantonen hoe vaak agressie wordt waargenomen bij kinderen met ASS, maar rapporten van ouders, leerkrachten en andere professionals suggereren dat agressie niet ongewoon is. De algemene prevalentie is hoog, volgens een klinische studie die onlangs werd gepubliceerd door de onderzoekers Kanne en Mazurek (2010), die probeerden in te schatten hoe vaak agressief gedrag voorkomt bij kinderen en adolescenten met de diagnose ASS. Inderdaad, 68 procent van hun steekproefpopulatie (een totaal van 1.380 kinderen en adolescenten met ASS) vertoonde agressie jegens een verzorger, en 49 procent vertoonde agressie jegens een niet-verzorger. Hoewel de steekproefomvang representatief is voor slechts een klein aantal van het totale aantal mensen met ASS, ondersteunt het anekdotische rapporten, en kan het een adequate representatie zijn van de populatie als geheel.
Milieufactoren
Wetenschappers weten nog niet zeker wat er in de anatomie van de hersenen voor kan zorgen dat een kind met ASS agressief gedrag gaat vertonen. Hoewel de laatste tien jaar veel studies naar de verschillen in deze structuren zijn gedaan (bijv. Baron-Cohen, e.a., 2000; Courchesne & Pierce, 2005; Bauman & Kemper, 2005), is er nog geen sluitend bewijs geleverd en zijn er nog geen definitieve antwoorden. In plaats van alleen te vertrouwen op antwoorden van de medische wetenschap om agressie bij een kind met ASS te verklaren, analyseren professionals met behulp van gedragsanalyse vaak omgevingsfactoren om te bepalen welke variabelen er rondom het kind bestaan die het herhaaldelijk optreden van agressief gedrag zouden kunnen bevorderen.
Wanneer een kind zich schuldig maakt aan agressie tegenover anderen, wordt de noodzaak van een meer beperkende leeromgeving in vergelijking met kinderen van dezelfde leeftijd, die zich normaal ontwikkelen, noodzakelijk. De ontwikkelingsbehoeften van een kind kunnen beter worden vervuld met intensieve gedragsinterventiediensten die thuis of in een instelling worden aangeboden, in plaats van op school. Als in de schoolklas het best aan zijn behoeften kan worden voldaan, zal het kind extra ondersteuning nodig hebben in de klas, zoals een assistent of individuele onderwijssessies in een resource room. Agressie heeft een grote invloed op het leervermogen van een kind, omdat het onveilig kan zijn voor volwassenen die het kind proberen te onderwijzen, als het kind zich agressief opstelt tegenover volwassenen. Bovendien beperkt het de mogelijkheden van het kind om betekenisvolle sociale relaties met leeftijdgenoten aan te gaan, als het kind zich agressief opstelt tegenover leeftijdgenoten.
Het ABC van gedrag
De principes van gedrag leren ons dat het niet in een vacuüm plaatsvindt – dat wil zeggen, gedrag treedt niet op zonder rekening te houden met de context waarin het wordt waargenomen. Het gedrag zelf wordt beïnvloed door veranderingen in de omgeving van de persoon, zowel vlak voordat een bepaald gedrag wordt vertoond (het antecedent genoemd) als na een bepaald gedrag (het gevolg genoemd). Om te bepalen waarom een gedrag optreedt, kijken gedragsanalisten zeer zorgvuldig naar de relaties tussen veranderingen die optreden vóór het gedrag, het gedrag zelf, en veranderingen die optreden direct na het gedrag, in wat bekend staat als de drie-termijn contingentie. De drie-termijn contingentie wordt soms informeel aangeduid als de “ABC’s” van gedrag.
De functie van gedrag
Het analyseren van de ABC’s van gedrag kan de gedragsanalist in staat stellen te bepalen waarom een kind agressief gedrag vertoont. De antwoorden op dergelijke “waarom” vragen worden aangeduid als de functie van gedrag. Functionele gedragsanalyse onthult dat gedrag optreedt om twee primaire redenen: om toegang te krijgen tot iets wat we willen, of om uit of weg te komen van iets wat we niet willen. Kinderen met autisme vertonen vaak agressief gedrag om toegang te krijgen tot dingen die ze willen. Soms wil een kind aandacht van een ander persoon (d.w.z. de functie van zijn/haar agressieve gedrag is om toegang tot aandacht te krijgen); dit kan variëren van agressie als een middel om een gesprek te beginnen (bijv. een kind slaat zijn moeder in de rug terwijl ze afwas doet om haar zover te krijgen dat ze zich omdraait en met hem praat), tot agressie tegen een broer of zus om toegang te krijgen tot een stuk speelgoed waarmee de broer of zus aan het spelen is (d.w.z. de functie van zijn/haar agressieve gedrag is om toegang te krijgen tot een tastbaar voorwerp). Soms kan een kind met ASS agressie gebruiken als een manier om onder een taak uit te komen die ze niet willen doen (zoals klusjes) of om weg te komen van iemand waar ze niet bij in de buurt willen zijn (bijvoorbeeld een ander kind).
Het is belangrijk om de tijd te nemen om deze onderliggende oorzaken van agressief gedrag bij uw kind met autisme te analyseren. Door het begrijpen van de triggers van agressie, zult u in staat zijn om de meest effectieve interventiestrategieën te kiezen.
Baron-Cohen, S., Ring, H.A., Bullmore, E.T., Wheelwright, S., Ashwin, C., & Williams, S.C.R. (2000). De amygdala theorie van autisme. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 24(3), 355-364.
Bauman, M.L., & Kemper, T.L. (2005). Neuroanatomische observaties van de hersenen bij autisme: Een overzicht en toekomstige richtingen. International Journal of Developmental Neuroscience, 23(2-3), 183-187.
Courchesne, E., & Pierce, K. (2005). Why the frontal cortex in autism might be talking only to itself: Lokale over-connectiviteit maar lange-afstand disconnectie. Current Opinion in Neurobiology, 15, 225-230.
Kanne, S.M., & Mazurek, M.O. (2010). Agressie bij kinderen en adolescenten met ASS: Prevalentie en risicofactoren. Journal of Autism and Developmental Disorder.