Achtergrond
De aortaklep regelt de bloedstroom tussen de linkerhartkamer en de aorta, de slagader die zuurstofrijk bloed in het lichaam aflevert. Er zijn twee belangrijke problemen die zich met de aortaklep kunnen voordoen: de klep kan verharden en vernauwen (stenose), of hij kan gaan lekken (regurgitatie). Het meest voorkomende probleem bij ouderen heet leeftijdsgebonden calcific degeneratie, waarbij de geleidelijke ophoping van calcium de klep vernauwt. Bij jongere patiënten is een bicuspide klep (twee blaadjes in plaats van drie) een veel voorkomende oorzaak. Andere oorzaken zijn reumatische hartziekte en infectie (endocarditis). Symptomen van een aortaklepaandoening zijn onder meer duizeligheid in het hoofd, pijn op de borst, kortademigheid en vermoeidheid.
Over de operatie
Een aortaklepvervanging is de meest effectieve methode voor de behandeling van ernstige aortaklepaandoeningen. Hierbij wordt de zieke klep verwijderd en vervangen door een kunstklep. Er zijn twee soorten kunstkleppen: biologische (weefsel)kleppen (meestal gemaakt van varkens- of runderweefsel) en mechanische kleppen (gemaakt van koolstofvezel). Mechanische kleppen zijn zeer duurzaam en gaan zelden stuk. Zij vereisen echter levenslange bloedverdunners (anticoagulantia) zoals warfarine, die het risico op bloedingen verhogen en regelmatig moeten worden gecontroleerd. Biologische kleppen daarentegen hebben geen bloedverdunners nodig, maar gaan niet zo lang mee als mechanische kleppen. De gemiddelde levensduur van een biologische klep is ongeveer 15-20 jaar, en het is mogelijk dat de patiënt daarna opnieuw moet worden geopereerd. Dit is een complexe beslissing die uiteindelijk door de patiënt moet worden genomen, en hij of zij moet de verschillen met zijn of haar chirurg bespreken.
Bij de ingreep wordt het borstbeen (sternum) doorgesneden om toegang tot het hart te krijgen. De patiënt wordt dan op de hart-longmachine gelegd, het hart wordt gestopt en vervolgens wordt de aortaklep vervangen. Op dit moment kan de chirurg ook andere ingrepen uitvoeren als dat nodig is, zoals een coronaire bypassoperatie, om te voorkomen dat de patiënt nog een operatie nodig heeft.
Herstelperiode
Na de operatie kunnen patiënten zich een tijdje slechter voelen dan voor de operatie. Dit is normaal en heeft meestal te maken met het trauma van de operatie, niet noodzakelijkerwijs met de werking van het hart. Patiënten blijven meestal 1 tot 2 dagen op de intensive care voor bewaking, en daarna 4 tot 5 dagen op de verpleegafdeling. Er blijven twee tot drie buisjes in de borstkas om vocht rond het hart af te voeren, die meestal 1 tot 3 dagen na de operatie worden verwijderd. Volledig herstel duurt meestal ongeveer 2 maanden. De meeste patiënten kunnen na de operatie na ongeveer 3 tot 8 weken weer autorijden. Uw chirurg zal u specifieke richtlijnen geven voor uw herstel en uw werkhervatting.
Risico’s van de operatie
Zoals elke operatie brengt ook een aortaklepvervanging risico’s met zich mee. Uw chirurg zal deze risico’s specifiek voor u berekenen en met u bespreken. Op korte termijn na de operatie zijn dit onder meer wondinfectie, bloedingen, nierbeschadiging, beroerte, hartaanval, hartritmestoornissen en pacemakerimplantatie, en mogelijk overlijden. Op lange termijn kan de kunstklep falen en kan een nieuwe operatie nodig zijn.
Voor meer informatie gaat u naar:
Aortaklepoperatie bij de Cleveland Clinic
Alle patiënten moeten hun cardiothoracale chirurg raadplegen voor specifieke informatie over hun medische toestand en de operatie.