Anticholinergica, of antimuscarinica, worden al vele eeuwen gebruikt voor de behandeling van min of meer gespecificeerde gastro-intestinale ziekten of klachten, eerst in kruidenpreparaten (waaronder belladonna), en in de moderne tijd als synthetische tertiaire of quaternaire verbindingen, waarbij atropine een farmacologische standaard is. Conventionele antimuscarinica werken niet-selectief op receptoren in hart, gladde spieren en exocriene klieren. De M1-selectieve antimuscarinica, pirenzepine en telenzepine, verminderen de maagzuur- en pepsinesecretie matig zonder de gladde spieractiviteit te remmen zoals de niet-selectieve antimuscarinica. Zij bespoedigen de genezing van de maagzweer en verbeteren de symptomen van reflux-oesofagitis. In combinatie met H2-antagonisten schakelen zij de maagzuursecretie bijna volledig uit en kunnen zij derhalve worden gebruikt bij peptische aandoeningen met een hoog risico. Onderzoek op lange termijn moet uitwijzen of zij een medisch alternatief kunnen vormen voor vagotomie van de pariëtale cellen. Het effect van M1-selectieve antimuscarinica op “niet-ulcere dyspepsie” is nog onduidelijk, maar zij kunnen nuttig zijn bij de behandeling van aandoeningen met verhoogde spasticiteit van de darm.