Anne Frank was een joods tienermeisje dat een dagboek bijhield terwijl haar familie ondergedoken zat voor de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar lang woonde zij met zeven anderen in een ‘achterhuis’ in Amsterdam voordat ze werden ontdekt en naar concentratiekampen werden gestuurd. Anne stierf in het kamp Bergen-Belsen in 1945.
Frank’s vader was de enige overlevende van de familie. Hij besloot het dagboek te publiceren, dat een gedetailleerd verslag geeft van Anne’s gedachten, gevoelens en ervaringen tijdens haar onderduik. Het is al tientallen jaren een internationale bestseller en een belangrijk onderdeel van educatieve programma’s over de Holocaust. Verschillende humanitaire organisaties zetten zich in voor haar nalatenschap.
“Anne was een levendig en getalenteerd meisje, dat in haar dagboek haar observaties, gevoelens, zelfreflecties, angsten, hoop en dromen tot uitdrukking bracht,” aldus Annemarie Bekker van de Anne Frank Stichting in Amsterdam. “Haar woorden resoneren met mensen over de hele wereld.”
Vroegste leven
Anne Frank werd geboren als Annelies Marie Frank op 12 juni 1929 in Frankfurt, Duitsland, als dochter van Otto en Edith Frank, volgens het United States Holocaust Memorial Museum. Otto Frank was een luitenant in het Duitse leger in de Eerste Wereldoorlog en werd daarna zakenman. Anne’s zus, Margot, was drie jaar ouder.
De Franks waren progressieve Joden die tot de herfst van 1933 in de religieus diverse buitenwijken van Frankfurt woonden. Het antisemitisme was in Duitsland al enkele jaren aan het toenemen. Toen de nazi-partij onder leiding van Adolf Hitler in januari 1933 de regering overnam, verhuisden de Franks naar Amsterdam. Anne beschreef de verhuizing in haar dagboek: “Omdat we Joods zijn, emigreerde mijn vader in 1933 naar Nederland, waar hij directeur werd van de Nederlandse Opekta Maatschappij, die producten maakt voor het maken van jam.”
De Franks genoten van de vrijheid en acceptatie die ze in Amsterdam vonden. Anne ging naar de Zesde Montessorischool in Amsterdam, waar ze een slimme en leergierige leerlinge was met veel vrienden van verschillende achtergronden en geloofsovertuigingen, aldus “Anne Frank: De biografie” van Melissa Muller (Picador, 2014). Otto Frank richtte in Amsterdam een groothandel in voedingsingrediënten op.
In mei 1940 vielen de nazi’s Amsterdam binnen en werden de Franks opnieuw op scherp gezet. Joden moesten de gele davidster dragen en een strenge avondklok in acht nemen. Het werd hen verboden bedrijven te bezitten. Otto Frank droeg het eigendom van zijn bedrijf over aan christelijke compagnons, maar runde het achter de schermen. Anne en Margot moesten naar een gesegregeerde Joodse school, aldus Muller. Anne schreef: ‘Na mei 1940 waren de goede tijden ver te zoeken; eerst was er de oorlog, toen de capitulatie en toen de komst van de Duitsers, waarmee de ellende voor de Joden begon.’
Op 12 juni 1942, Annes dertiende verjaardag, kreeg ze van Otto een roodgeruit schriftje dat ze eerder in een buurtwinkel had uitgezocht. Anne besloot het als dagboek te gebruiken. Haar eerste aantekening luidt: ‘Ik hoop dat ik je alles kan toevertrouwen, zoals ik nog nooit iemand heb kunnen toevertrouwen, en ik hoop dat je een grote bron van troost en steun zult zijn.’
In juli 1942 begonnen de Duitsers Nederlandse Joden naar concentratiekampen te sturen. De Franks probeerden naar de Verenigde Staten te emigreren, maar kregen geen visum, aldus The Washington Post. De familie begon plannen te maken om onder te duiken.
Otto zette een schuilplaats op in het achterhuis van zijn bedrijf, met hulp van zijn joodse zakenpartner Hermann van Pels en zijn compagnons Johannes Kleiman en Victor Kugler, aldus de Anne Frank Stichting. De schuilplaats was aan de Prinsengracht 263, een gebied met veel kleine bedrijfjes en pakhuizen.
Op 5 juli 1942 kreeg Margot een oproep om zich te melden in een concentratiekamp. De familie Frank dook de volgende dag onder, een paar weken eerder dan gepland. Een week later voegde het gezin Van Pels zich bij de Franks in wat de families het Achterhuis noemden.
Het onderduikleven
Twee jaar lang woonden er acht mensen in het Achterhuis, aldus Muller. De vier Franken kregen gezelschap van Hermann en Auguste van Pels en hun 16-jarige zoon Peter. In november 1942 kwam Fritz Pfeffer, tandarts en vriend van de familie Frank, er wonen. Pfeffer wordt in veel edities van Annes dagboek Albert Dussel genoemd, omdat ze soms pseudoniemen gebruikte.
Kleiman en Kugler, maar ook andere vrienden en collega’s, onder wie Jan Gies en Miep Gies, bleven de Franks helpen, volgens het United States Holocaust Memorial Museum. Zij hielpen bij het runnen van het bedrijf, dat in het voorhuis bleef draaien, en brachten voedsel, andere benodigdheden en nieuws van de buitenwereld naar de ondergedoken Joden.
De manager van het magazijn, Johann Voskuijl, bouwde een verplaatsbare boekenkast die de ingang van het achterhuis verborg. Anne schreef: “Nu is ons achterhuis echt geheim geworden. … De heer Kugler vond het beter om voor de ingang van onze schuilplaats een boekenkast te laten bouwen. Hij zwaait op zijn scharnieren naar buiten en opent zich als een deur. De heer Voskuijl heeft het timmerwerk gedaan. (De heer Voskuijl heeft gehoord dat wij met z’n zevenen ondergedoken zitten en hij is erg behulpzaam geweest.)”
In haar dagboek beschrijft Anne het achterhuis met een aantal kleine kamertjes en smalle gangetjes. Volgens de Anne Frank Stichting deelde Anne een kamer met Fritz Pfeffer, Otto, Edith en Margot deelden een andere kamer. Peter had een eigen kamertje en Hermann en Auguste van Pels sliepen in de gemeenschappelijke huiskamer en keuken. Verder was er een badkamer, een kleine zolder en een kantoor aan de voorkant. Het kantoortje en de zolder hadden ramen waar Anne ’s avonds doorheen gluurde. Vanaf de zolder kon ze een kastanjeboom zien, die haar inspireerde om in haar dagboek over de natuur na te denken.
De onderduikers lazen en studeerden veel om de tijd door te komen. Zo leerden ze Engels en volgden correspondentiecursussen onder de naam van de helpers, aldus de Anne Frank Stichting. De onderduikers volgden een strak schema: op bepaalde tijden moesten ze zwijgen, zodat de kantoormedewerkers hen niet konden horen. Overdag spoelden ze zo min mogelijk het toilet door, bang dat de arbeiders het zouden horen.
Een van Annes voornaamste bezigheden was het schrijven in haar dagboek. Ook stelde ze korte verhalen samen en een boek met haar favoriete citaten.
Het dagboek
Anne wilde beroepsjournaliste worden als ze groot was. Ze hield verschillende schriften bij toen ze ondergedoken zat. Haar eerste en meest bekende was het roodgeruite schriftje, maar toen dat leeg was, ging ze verder met andere, aldus de Anne Frank Stichting. Anne heeft gedurende haar onderduikperiode gedetailleerde aantekeningen gemaakt. Ze schreef: “Het fijnste is dat ik al mijn gedachten en gevoelens kon opschrijven. Anders zou ik absoluut stikken.”
Veel van Annes aantekeningen waren gericht aan “Kitty”. Kitty was een personage uit een serie avonturenboeken voor meisjes van Cissy van Marxveldt. Anne was dol op het personage, dat vrolijk, grappig en schrander was, aldus Bekker.
Anne beschreef weliswaar het leven in het achterhuis, maar ze schreef ook uitgebreid over haar gedachten, gevoelens, relaties en persoonlijke ervaringen die niets met de Holocaust of de situatie van de Franks te maken hadden. Uit haar dagboek weten we dat Anne het soms oneens was met Margot, het gevoel had dat haar moeder haar niet begreep en een oogje had op Peter. Het delen van een kamer met Fritz Pfeffer, een man van middelbare leeftijd, was ongemakkelijk voor zowel Anne als Fritz, en Anne schreef soms over haar worstelingen. Larisa Klebe, programmamanager van het Joods Vrouwen Archief, zegt dat dit persoonlijke kenmerk van haar geschriften deel uitmaakt van haar aantrekkingskracht.
“Voor een 13-jarig meisje was ze buitengewoon bedachtzaam, intelligent en welbespraakt. (…) Ze schrijft over haar gecompliceerde relatie met haar moeder, haar lichaam dat verandert als ze in de onderduik komt, haar gevoelens voor Peter,” vertelde Klebe aan Live Science.
“Ondanks alles wat er in de wereld om haar heen gebeurt, krijgt wat ze meemaakt als zich ontwikkelende tiener in veel delen van het dagboek de overhand. Het is in de voorhoede van haar geest, en het maakt een statement dat het niet uitmaakt wat er aan de hand is, dit zijn dingen die belangrijk zijn.”
Op 28 maart 1944 hoorden de bewoners van het Achterhuis een speciaal nieuwsbericht op de radio. Minister Gerrit Bolkestein kondigde aan dat na afloop van de oorlog dagboeken en andere documenten zouden worden ingezameld om voor toekomstige generaties een verslag te bewaren van wat er gebeurd was. Anne besloot dat ze haar dagboek zou inleveren en begon het te herzien voor toekomstige lezers, aldus Klebe. Ze vatte het op als een roman over het Achterhuis.
Annes dagboek onthult een inzichtelijke, zelfverzekerde en directe jonge vrouw. In de hoop een beroemd schrijfster te worden, schreef ze: “Ik kan me niet voorstellen te moeten leven als moeder, mevrouw van Pels en al die vrouwen die hun werk doen en dan vergeten worden. Ik moet iets anders hebben dan een man en kinderen om me aan te wijden! Ik wil niet voor niets geleefd hebben, zoals de meeste mensen.”
Dit perspectief heeft ertoe bijgedragen dat Anne een rolmodel voor meisjes is geworden, zei Klebe. “Ze was heel eerlijk in haar schrijven. Ze schreef voor een breder publiek, en het beeld dat ze neerzette was vaak dat van iemand die zeker van zichzelf was. Ze is een goed model voor hoe je jezelf goed kunt presenteren in schrijven en schrijven voor verandering.
“Ze sprak heel intiem over tienermeisjesdingen, en ik denk dat dat ook belangrijk is. Het was een zeer radicale daad. Het was iets waarvan vrouwen werden ontmoedigd het te doen. Ze benadrukte dat deze dingen er wel degelijk toe doen.”
Anne schreef ook over de ontbrekende natuur, Joodse ethiek en haar opvattingen over de mensheid. Haar beroemdste passage is zo’n beschouwing. Anne schreef: “Ik geloof nog steeds, ondanks alles, dat mensen echt goed van hart zijn.”
Anne’s laatste dagboekaantekening werd gemaakt op 1 aug. 1944.
Arrestatie, gevangenneming en dood
Op 4 aug. 1944 bestormde de Duitse politie het Achterhuis. Alle onderduikers werden gearresteerd. Het is onbekend hoe de politie het achterhuis ontdekte. Theorieën gaan onder meer uit van verraad, misschien door het magazijnpersoneel of door de zus van Bep Voskuijl, Nelly. In december 2016 publiceerde de Anne Frank Stichting een nieuwe theorie, gebaseerd op het onderzoek van de organisatie. Deze gedachte stelt dat er ook op de Prinsengracht 263 illegaal werd gefraudeerd met rantsoenbonnen en dat de politie daar onderzoek naar deed toen ze het Achterhuis ontdekten.
De bewoners van het Achterhuis werden eerst naar het doorgangskamp Westerbork gestuurd, waar ze in het strafblok werden gezet. Op 3 september 1944 werden ze naar Auschwitz gestuurd. Daar werden de mannen en vrouwen van elkaar gescheiden. Dit was de laatste keer dat Anne haar vader zag. Anne, Margot en Edith bleven bij elkaar en moesten dwangarbeid verrichten tot 1 november 1944, toen Margot en Anne werden overgebracht naar Bergen-Belsen in Duitsland.
Bergen-Belsen was overbevolkt en besmettelijke ziektes heersten er welig. Na drie maanden kregen Anne en Margot tyfus. Margot stierf in februari 1945. Anne stierf een paar dagen later. De precieze overlijdensdata zijn volgens Bekker niet bekend.
Otto Frank was de enige overlevende onder de bewoners van het achterhuis.
Publicatie van het dagboek
Miep Gies vond Annes dagboek na de arrestatie. Nadat Gies van Annes dood had gehoord, gaf zij het dagboek aan Otto, die naar Amsterdam was teruggekeerd. Volgens de Anne Frank Stichting las Otto haar dagboek, wat hij “een openbaring” noemde. Er kwam een heel andere Anne uit dan het kind dat ik verloren had. Ik had geen idee van de diepte van haar gedachten en gevoelens.”
Otto wist dat Anne haar dagboek had willen publiceren en besloot uiteindelijk haar wens in vervulling te laten gaan. Hij combineerde selecties van haar originele en bewerkte dagboek omdat delen van haar originele dagboek verloren waren gegaan en het bewerkte dagboek onvolledig was, aldus Bekker. Uiteindelijk werd het in 1947 gepubliceerd, met enkele redactionele wijzigingen en passages over Annes seksualiteit en negatieve gevoelens over Edith verwijderd.
Verschillende edities, waaronder een onverkorte versie en een herziene kritische editie, zijn gepubliceerd met Otto’s bewerkingen verwijderd. Er zijn verfilmingen en toneelbewerkingen van het dagboek gemaakt. “Het dagboek van Anne Frank” is in 70 talen vertaald, aldus Bekker.
Erfenis
“Annes beschrijvingen van de onderduiktijd in het Achterhuis; haar observatievermogen en zelfreflectie; haar angsten, hoop en dromen maken nog steeds een diepe indruk op lezers wereldwijd,” vertelde Bekker aan Live Science. “Door Annes dagboek beginnen mensen te leren over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, en lezen ze over hoe het is om buitengesloten en vervolgd te worden. Na al die jaren heeft Annes dagboek nog steeds hedendaagse relevantie.”
Anne Frank is zeer bekend en heeft iets van een heilig figuur gekregen, zei Klebe. Verschillende organisaties doen namens haar humanitair werk.
Mensen richten zich vaak alleen op de humanitaire thema’s van Annes dagboek, maar het is een vergissing om andere delen te negeren, aldus Klebe. “Ze was positief en probeerde het goede in dingen te zien, maar in veel opzichten was ze gewoon een tienermeisje, dat probeerde om te gaan met het zijn van een tienermeisje, maar in extremiteit,” zei Klebe. “Ik denk dat dat echt is wat zo krachtig en interessant is aan haar verhaal. Het snijdt met wat zoveel mensen meemaken.”
Het dagboek is vrij gemakkelijk te lezen, wat het volgens Bekker populair heeft gemaakt in klaslokalen over de hele wereld. Het biedt een andere kijk op de Holocaust omdat het niet over concentratiekampen gaat en over een kind. Ook de rauwe eerlijkheid onderscheidt het van andere geschiedenisboeken.
Maar Klebe waarschuwt tegen het gebruik van alleen het dagboek van Anne Frank door docenten om les te geven over de Holocaust. “Het is een geweldig uitgangspunt om over de Holocaust te praten en over de ervaringen van kinderen,” zei Klebe. “We hebben haar dagboek, maar we moeten bedenken hoeveel andere kleine meisjes er waren, en we hebben hun dagboeken niet.”