Akkad, oude regio in wat nu centraal Irak is. Akkad was de noordelijke (of noordwestelijke) afdeling van het oude Babylonië. De regio lag ruwweg in het gebied waar de rivieren de Tigris en de Eufraat (zie Tigris-Eufraat riviersysteem) het dichtst bij elkaar liggen, en de noordgrens ervan strekte zich uit tot voorbij de lijn van de moderne steden Al-Fallūjah en Bagdad. De vroege bewoners van dit gebied waren overwegend Semitisch, en hun spraak wordt Akkadisch genoemd. Ten zuiden van het gebied van Akkad lag Sumerië, de zuidelijke (of zuidoostelijke) divisie van het oude Babylonië, die werd bewoond door een niet-Semitisch volk dat bekend staat als Sumeriërs.
De naam Akkad is ontleend aan de stad Agade, die omstreeks 2300 v. Chr. door de Semitische veroveraar Sargon werd gesticht. Sargon verenigde de verschillende stadstaten in de regio en breidde zijn heerschappij uit tot een groot deel van Mesopotamië. Na de val van Sargons dynastie rond 2150 v. Chr. werd de regio Centraal-Irak geregeerd door een staat die gezamenlijk bestond uit Soemeriërs en Akkadiërs.
Onder de koningen van Akkad werd hun Semitische taal, bekend als het Akkadisch, een literaire taal die werd geschreven met het spijkerschriftsysteem. Het Akkadisch is het oudste Semitische dialect dat nog bewaard is gebleven.