Acadisch, afstammeling van de Franse kolonisten van Acadië (Frans: Acadie), de Franse kolonie aan de Atlantische kust van Noord-Amerika in wat nu de Maritieme Provincies van Canada zijn.
In 1604 werd Acadia bezocht door Samuel de Champlain en Pierre du Gua, sieur de Monts, en de Fransen stichtten een kolonie op Dochet Island (Île Sainte-Croix) in de Saint Croix-rivier. De regio was lange tijd een twistpunt in de oorlogen tussen Frankrijk en Engeland, en volgens de bepalingen van de verdragen van Utrecht (1713-14) ging het bezit van Acadia over op de Engelsen. In 1755 leidden de dreigende oorlog met Frankrijk, de kwestie van de neutraliteit van de Acadiërs en de mogelijkheid van een opstand van de Acadiërs tot de gedwongen deportatie van een groot deel van de Acadische bevolking. Deze gebeurtenis, die onder de Acadiërs bekend staat als “de Grote Omwenteling”, zou als thema dienen voor Henry Wadsworth Longfellow’s gedicht Evangeline.
De Acadiërs werden verdeeld over de Engelse koloniën en hun land werd geconfisqueerd. Een opmerkelijke groep vestigde zich in de Bayou-landen van zuidelijk Louisiana, waar ze later bekend werden als Cajuns. Nadat de Engelsen na het Verdrag van Parijs (1763) onbetwist bezit hadden genomen van Canada, hield Acadië op te bestaan als politieke eenheid en vonden een aantal Acadiërs hun weg terug naar Nova Scotia en New Brunswick. Hun nakomelingen bleven een belangrijk deel van de bevolking uitmaken en aan het eind van de 20e en het begin van de 21e eeuw was er een hernieuwde belangstelling voor de Acadische geschiedenis en cultuur. In 2003 vaardigde Koningin Elizabeth II een koninklijke proclamatie uit waarin zij zich verontschuldigde voor de gedwongen deportatie van de Acadiërs.