Abū Bakr, ook al-Ṣiddīq (Arabisch: “de Rechtvaardige”) genoemd, (geboren 573-gestorven 23 augustus 634), Mohammeds naaste metgezel en adviseur, die de politieke en bestuurlijke functies van de Profeet opvolgde en daarmee het ambt van kalief inleidde.
Van een kleine clan van de heersende koopmansstam Quraysh in Mekka, was Abū Bakr naar verluidt de eerste mannelijke bekeerling tot de islam, maar deze opvatting wordt door een meerderheid van moslimgeschiedschrijvers betwijfeld. De vooraanstaande positie van Abū Bakr in de vroege moslimgemeenschap werd duidelijk gemarkeerd door het huwelijk van Mohammed met Abū Bakr’s jonge dochter ʿĀʾishah en opnieuw door het feit dat Mohammed Abū Bakr koos als zijn metgezel op de reis naar Medina (de Hijrah, 622). In Medina was hij Mohammeds belangrijkste adviseur (622-632), maar fungeerde voornamelijk bij het leiden van de pelgrimstocht naar Mekka in 631 en het leiden van de openbare gebeden in Medina tijdens Mohammeds laatste ziekte.
Bij Mohammeds dood (8 juni 632) losten de moslims van Medina de opvolgingscrisis op door Abū Bakr te aanvaarden als de eerste khalīfat rasūl Allāh (“plaatsvervanger van de Profeet van God,” of kalief). Tijdens zijn heerschappij (632-634) onderdrukte hij de politieke en religieuze opstanden van de stammen die bekend stonden als de riddah (“politieke opstand”, soms vertaald als “geloofsafval”), waardoor Midden-Arabië onder islamitische controle kwam. Onder zijn bewind begonnen de islamitische veroveringen van Irak en Syrië, hoewel het niet duidelijk is of hijzelf vanaf het begin op de hoogte was van deze militaire invallen.
De eerste schriftelijke compilatie van de Quʾrān zou hebben plaatsgevonden tijdens het kalifaat van Abū Bakr, nadat de dood van verschillende Quʾrān reciteerders in de Slag bij Yamama de mogelijkheid opriep dat delen van de tekst verloren zouden kunnen gaan en ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb (Abū Bakr’s uiteindelijke opvolger als kalief) er bij Abū Bakr op aandrong om de Quʾrān te laten opschrijven.
Tijdens zijn laatste ziekte werd Abū Bakr verpleegd door ʿĀʾishah. Op zijn verzoek werd hij begraven in het appartement van ʿĀʾishah, dicht bij de plaats waar haar echtgenoot, de Profeet Mohammed, was begraven, in overeenstemming met de gerapporteerde uitspraak van Mohammed dat een profeet begraven moet worden waar hij sterft.