De wintervakantie staat voor de deur, en deze vieringen met hun vele tradities hebben elk een rijke en gevarieerde woordenschat.
Van Krampus tot kinara, van latke tot plumpudding, van wierook tot yule – er is een hele reeks fantastische vakantiewoorden om te ontdekken.
Doe dus mee aan de feestdagen met deze vijftig geweldige vakantiewoorden!
Advent:
Een Latijns woord dat “komst” betekent; het christelijke seizoen van verwachtingsvol wachten en voorbereiding dat vier zondagen voor Kerstmis begint. Veel mensen tellen af naar de feestdag met feestelijke adventskalenders die speciaal voor dit doel zijn gemaakt.
Bauble:
Een kleine, decoratieve bol die aan een kerstboom wordt gehangen.
Boxing Day:
Een Britse feestdag die de dag na Kerstmis wordt gevierd; van oudsher kregen bedienden en ambachtslieden een “Christmas Box” van hun werkgever.
Carol:
Een feestelijk lied of hymne gezongen met Kerstmis.
Kerstmis:
Een religieus en cultureel feest ter viering van de geboorte van Jezus Christus dat gewoonlijk op 25 december wordt gevierd.
Schoorsteen:
Een holle structuur waardoor de rook van een open haard binnenshuis naar buiten kan; ook de magische toegang van de Kerstman tot huizen.
Dreidel:
Een vierzijdige tol die door kinderen wordt gebruikt om een gokspel te spelen tijdens Chanoeka.
Druïde:
Een hoogopgeleide priester of beroepsbeoefenaar in de oude Keltische culturen van Groot-Brittannië en Gallië.
Eggnog:
Een alcoholische drank gemaakt van room, suiker, eieren en gedistilleerde dranken.
Elfen:
Magische wezens met puntige oren die in opdracht van de Kerstman speelgoed bouwen voor brave kinderen.
Epifanie:
Een christelijke feestdag die op 6 januari wordt gevierd en waarop het bezoek van de Wijzen aan het kindje Jezus wordt herdacht.
Father Christmas:
De Engelse personificatie van Kerstmis, nu synoniem met de Kerstman.
Feliz Navidad:
Een Spaanse uitdrukking die “Gelukkig Kerstfeest” betekent.”
Frankincense:
Een wierook die heiligheid symboliseert.
Gingerbread:
Een koekje gemaakt met melasse en gember.
Grinch:
Een knorrige verwenner die niet van Kerstmis geniet.
Hanukkah:
Het acht dagen durende “feest van het licht” ter herdenking van de herinwijding van de Joodse tempel rond 200 v.Chr. De feestdag wordt gevierd met het aansteken van kaarsen, het eten van gefrituurd voedsel, het spelen van spelletjes en het geven van geschenken.
Holly:
Een groenblijvende struik met rode bessen en stekelige bladeren die in heidense en christelijke tradities wordt gebruikt als versiering voor de feestdagen in de winter.
Immanuel:
Een Hebreeuwse naam die “God met ons” betekent.
Jolly:
Vrolijk en goedgehumeurd.
Kinara:
Een kaarsenhouder voor de zeven kaarsen die tijdens Kwanzaa worden aangestoken.
Krampus:
Een half-geit, half-demon karakter uit de Europese folklore die zich misdragende kinderen straft tijdens Kerstmis.
Kwanzaa:
Een zevendaags festival ter viering van het Afro-Amerikaanse culturele erfgoed, opgericht door Dr. Maulana Karenga in 1966. De festiviteiten omvatten het aansteken van kaarsen, zingen, verhalen vertellen, poëzie voorlezen en feesten.
Lapland:
Een regio in Finland waar volgens geruchten de Kerstman woont.
Latkes:
Pannenkoeken gemaakt van geraspte aardappel, gebakken in olie, en geserveerd tijdens Chanoeka.
Magi:
De Zoroastrische priesters van het oude Perzië. Volgens de traditie bezochten drie van deze “wijzen” het kindje Jezus.
Manger:
Een open kist of trog waarin voedsel voor het vee wordt bewaard.
Mele Kalikimaka:
Een fonetische vertaling van “Vrolijk Kerstfeest” in de Hawaiiaanse taal.
Menora:
Een kandelaar met negen takken die tijdens Chanoeka wordt gebruikt.
Mirakel:
Een buitengewone en welkome gebeurtenis, onverklaarbaar door wetenschappelijke wetten.
Mistletoe:
Een parasitaire plant met witte bessen, die als kerstversiering aan deuropeningen wordt gehangen. Van mensen wordt verwacht dat ze elkaar kussen als ze eronder staan.
wanten:
Handschoenen met een opening voor de duim en een andere voor de vier vingers.
Myrrh:
Een geurige olie die symbool staat voor lijden en sterfelijkheid.
Nativiteit:
De plaats en omstandigheden van een geboorte; vaak gebruikt om te verwijzen naar de geboorte van Jezus.
Naughty:
Slecht gedrag. “Stoute” kinderen kregen van oudsher kolen van de Kerstman in plaats van cadeautjes.
Noel:
“De Kersttijd”; afgeleid van het Oudfrans.
Noordpool:
Geloofd van veel westerlingen dat dit het huis van de Kerstman is.
Nootkraker:
Een apparaat dat wordt gebruikt om de dop van noten open te kraken. Ook de naam van een populair ballet dat zich afspeelt tijdens de kerstdagen, met partituren van Tsjaikovski.
Plum Pudding:
Een gestoomde kerstcake die lijkt op een kanonskogel, gevuld met gedroogd fruit.
Poinsettia:
Een Mexicaanse struik die voor het eerst als kerstversiering werd gebruikt door Franciscaner broeders in de 17e eeuw.
Santa Claus:
Een mythische, in het rood geklede man met een witte baard die op kerstavond cadeautjes uitdeelt aan brave kinderen; gebaseerd op legenden over de vrijgevigheid van de historische Sint Nicolaas.
Slee:
Een slee die gewoonlijk wordt voortgetrokken door paarden of rendieren.
Sok:
Een lange sok, traditioneel gevuld met kleine kerstcadeautjes.
Tijdingen:
Brekend nieuws.
Tinsel:
Slanke reepjes glanzende metaalfolie die als kerstversiering worden gebruikt.
Toboggan:
Een lange, houten slee die wordt gebruikt om van besneeuwde heuvels af te glijden.
Wassail:
Een warme, gekruide ciderdrank, die traditioneel door hun rijke buren aan arme carolers werd geserveerd.
Winterzonnewende:
De eerste dag van de winter en de kortste dag van het jaar (op het noordelijk halfrond).
Krans:
Een cirkelvormige schikking van groen of bloemen.
Yule:
Een heidens feest ter viering van wedergeboorte en vernieuwing, gehouden op de Winterzonnewende.